Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzyDe geleerde abt Du Bos, in zyne oordeelkundige aanmerkingen over de poëzy en schilderkunst Ga naar voetnoot2, merkt straks op de eerste bladzyde aan, dat het vermaak, 't welk fraaije vaerzen en schoone schilderyen in onze ziel verwekken, veeltyds naar droefheid zweemt; en dat die kunstgewrochten nooit meer behaagen, dat is, onze opmerkzaamheid met een streelend genoegen op zich bepaalen, dan wanneer het hen gelukt ons te bedroeven. Niets is juister dan deeze waarneeming, niets vruchtbaarer dan haar onderwerp; en, de schilderkunst daar laatende, zal ik my bemoeijen om, op het spoor van zo groot een' voorganger, eene theoretische proeve onzer vaderlandsche poëzy te schetsen. |
|