| |
| |
| |
Zijn passie voor tennis gloeit onverminderd:
Stanley Fränker
Architect van het Nederlandse tennis
Ja, er zijn er Surinamers die in het buitenland grote naam en faam verworven hebben op sportgebied. Dit, door hun aangeboren sportliefde, hun niet aflatende toewijding, hun ijzeren discipline en hun onwrikbaar zelfvertrouwen. Eén der zulken is ongetwijfeld, onbetwistbaar Stanley Franker, die in Nederland op tennisgebied zijn naam voorgoed vestigde. Het is dienstig hier voor de Surinaamse sportbeoefenaar en -liefhebber de leermeester himself aan het woord te laten, blijkens een artikel van de hand van Bhoendie Ramdhanie in de Nederlandse ‘Weekkrant Suriname’ van 11 maart 1998.
| |
Den Haag
- In de tenniswereld had men gemengde gevoelens over Stanley Franker die als bondscoach jaren de scepter zwaaide. Zijn ijzeren discipline en rechtlijnigheid maakten hem soms onbenaderbaar voor collega's en journalisten. Inmiddels weet men beter. Dankzij Franker is tennis enorm in aanzien gegroeid in Nederland en speelt het land een serieuze rol in het internationale tenniscircuit. Zijn enorme toewijding voor deze sport zorgde ervoor dat hij een belangrijk deel van zijn leven uitsluitend met tennis bezig was. Sinds enkele maanden is hij geen bondscoach meer van de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB). Op 20 februari beëindigde hij officieel zijn loopbaan bij deze bond. Zijn passie voor tennis gloeit echter onverminderd en hij kan het niet nalaten om je aan te zetten tot het tennis.
| |
Hoe het begon
‘Ik woonde in Paramaribo nog geen dertig meter van de tennisbaan vandaan. De geluiden van de tennisbal die heen en weer gaat, maakte deel uit van mijn dagelijks leven. Ik ging er balrapen en op een gegeven moment begon ik ook te spelen. Ik bleek er aanleg voor te hebben. Mijn vader speelde cricket, en ik speelde aanvankelijk een “surrogaat cricket” met een tennisbal. Maar daar vond ik niets aan. Mijn vader maakte vervolgens een houten tennisracket voor mij en op het erf leefde ik me daarmee uit.
Op de tennisbaan kreeg ik begeleiding van Nel Silos,
| |
| |
de voorzitter van de vereniging. Hij was echter veel in het buitenland. Ik bestudeerde veel internationale tijdschriften die hij meenam van zijn reizen en las over al die bekende tennissers. Later zou ik ze persoonlijk ontmoeten’. Aldus Franker.
Tennis werd zo belangrijk in zijn leven dat zijn prestaties op school sterk achteruit gingen. Waarschijnlijk door het strenge optreden van zijn vader, rondde hij toch de MULO af en ging hij MO Economie studeren. Dat viel echter niet te combineren met z'n uitstekende prestaties op het tennisveld. Op 21-jarige leeftijd vertrok hij naar Nederland om ‘zich maatschappelijk te verbeteren’ zoals zijn vader dat formuleerde. Maar in datzelfde jaar pakte de jonge tennisser de draad weer op van zijn favoriete bezigheid. Intussen werkte hij op een verzekeringskantoor en volgde de opleiding makelaar-assurantiën. Uiteindelijk vond hij de juiste combinatie door van zijn hobby een beroep te maken. Hij werd tennisleraar, een lucratieve baan, want er was een enorm tekort aan leraren omdat de sport een grote groei doormaakte. ‘Ik kreeg een verscheidenheid van mensen die les kwamen volgen: een secretaresse, de eigenaar van een nachtclub, een ober etcetera. Dat interesseerde me enorm. Het beroep van een professionele speler stond nog in kinderschoenen. Het tenniscircuit kwam in Amerika net in ontwikkeling, er was dus nog weinig structuur. Wereldwijd had je de “handsome eight”, acht spelers die werden gefinancierd door een rijke zakenman, die het circuit bepaalde. Ik heb wel wat wedstrijden gespeeld in Amerika. Maar financieel komt er veel bij kijken, want je moet van je prijzengeld leven en die bedragen waren peanuts. Nu ligt het prijzengeld exorbitant hoog. De uitdaging in mijn werk vond ik in het ontwikkelen van mijn leerlingen. Ik had mensen om me heen gehad die me leerden trots te zijn op de kwaliteit van m'n werk. Als je trots wilt zijn, moet je ook kwaliteit leveren. Dat streefde ik ook na met mijn leerlingen’.
| |
Beurs
Franker kreeg van Suriname een EEG-beurs om in Nederland stage te lopen bij de bondscoach. Om de dienstplicht in Nederland te ontlopen, ging hij noodgedwongen terug naar Suriname. Het land bood weinig mogelijkheden voor een tennistrainer. Hij werkte enkele jaren als tennisspecialist bij de Stichting tot
| |
| |
Ontwikkeling van de Sport. Al gauw bleek hij te gespecialiseerd voor Suriname. Op 27-jarige leeftijd vertrok hij naar Amerika en volgde de studie Lichamelijke Opvoeding met als aantekening sociale psychologie in de sport. Zijn studie maakte hem ambitieuzer en hij bleef in de VS om te werken met talentvolle spelers. In 1979 keerde hij terug naar Nederland. ‘Ik had het plan opgevat om mijn zoon weg te halen uit de VS, omdat daar op een bepaalde manier omgegaan wordt met de zwarten. Zij worden alleen in combinatie met misdaden geassocieerd, vooral door de media. In films hebben ze altijd minderwaardige rollen. Op een dag tijdens het journaal vroeg mijn zoon (hij was amper drie) me: “Daddy why all black people do such bad things”. Ik keek m'n vrouw aan en we dachten: wegwezen uit dit land. Een negatief zelfbeeld van zichzelf is het ergste dat een mens kan hebben.’
Naar Suriname wilde Franker niet terug, omdat het een roerige tijd was. ‘Ik koos voor een maatschappij met vrijheid.’ In Nederland ambieerde hij geen baan in het onderwijs. ‘Het was een tijd van vrijheid blijheid. Het zit niet in mijn bloedgroep om kalm te blijven. Als iemand in de klas iets doet, moet ik hem in de vlerken kunnen grijpen. Franker werd hoofdtrainer bij de tennisclub DDV Hierna maakte hij zijn overstap naar de KNLTB. Nederland is verdeeld in 15 tennisdistricten en hij werd door district Amsterdam van de KNLTB gevraagd om tennisleraar te worden van dat gebied. ‘Dat heb ik drie jaar gedaan, maar ik stond niet achter het beleid van de bond en ik bedankte voor die functie.’ Zijn grootste bezwaar was het gescheiden beleid voor de jeugd en voor de senioren. ‘Ik was voor één leidinggevende, die de lijnen uitzet.’
| |
Oostenrijk
Lang treurde hij niet over zijn besluit om te stoppen. Twee maanden later gaat de telefoon uit Oostenrijk. Of hij bondscoach wil worden. De structuren mag hij invullen. Na enkele gesprekken wordt hij aangenomen. Hij kijkt er met plezier op terug. ‘Het zijn drie heel vruchtbare jaren geweest met als succesvolle exponent de speler Thomas Muster.’
Nederland volgde zijn ontwikkelingen en vroeg hem de wijzigingen in het beleid van de bond die hij had voorgesteld, zelf te komen invullen. Dat heeft hij gedaan van 1986 tot eind 1997.
| |
| |
‘De Oostenrijkers waren niet gewend aan negers of andere vreemden, want ze hebben geen koloniën gehad. In het land zelf maken ze sterk onderscheid naar woonplaats, zo is iemand uit Tirol, een Tiroler et cetera. Elke woonplaats heeft z'n typische kenmerken. Wat mij persoonlijk. deed schrikken, was toen ik een editorial las in het bondsblad. Er stond over mij dat ik onbekend was in de tenniswereld en waarschijnlijk was aangenomen vanwege “black is beautiful”. Een enorme animositeit heerste alom. Ik ben even terug gegaan naar Amsterdam om bij te komen. Ik nam het de bevolking niet kwalijk, want niet een Oostenrijker maar een buitenlander was bondscoach geworden. Maar toen de successen na zes maanden eenmaal kwamen, veranderden ze van mening.’
| |
Racistisch?
‘Ik onderscheid twee dingen, namelijk het racistisch denken dat verfoeilijk is, en het raciaal denken dat een menselijke zwakte is. Je afkomst heb je niet in de hand. Ik kan er niets aan doen dat ik als neger geboren ben. De mensen denken dat ik daar problemen mee heb, maar integendeel. Mij herinnert men zich tenminste als ik ergens kom.
In Oostenrijk dachten de mensen raciaal, maar toen ze me beter leerden kennen, herzagen ze hun mening. In Nederland werd ik op Schiphol altijd streng gecontroleerd. Nu kennen ze me en mag ik doorlopen. In de VS wordt iedereen op het vliegveld gecontroleerd, dat is het enige land waar het systeem goed georganiseerd is. Hier lijkt het alsof mensen een cursus gevolgd hebben en een bepaald profiel hebben meegekregen waar ik waarschijnlijk aan voldeed. Maar in alle voorbeelden ben ik heel voorzichtig om dit gedrag te bestempelen als racistisch. De apengeluiden die supporters maken voor Stanley Menzo is om hem te irriteren, omdat ze van de tegenpartij zijn. Maar diezelfde supporters gaan naar Kluivert om een handtekening, omdat ze voor zijn club zijn. Wat ik veel erger vind, is het geïnstitutionaliseerde racisme. Zoals leraren die bewust een laag studieadvies geven aan allochtone leerlingen. Ik wil niet generaliseren, maar dit heb ik zo vaak gehoord en van dichtbij gezien. Dit kun je niet maken. A mind is a terrible thing to waste. Zulke mensen mogen ze wat mij betreft opsluiten. Het zijn opinion leaders, daarin schuilt het ‘gevaar.’
| |
| |
| |
Bondscoach
‘Ik voelde geen extra druk van buiten, maar ik vertegenwoordig een bepaalde groep, en van daaruit wordt op me gelet. Ik heb steun gekregen van de Surinamers; ze moedigden me aan. Mijn missie binnen de bond was om Nederland binnen vijf a zes jaar te ontwikkelen tot een tennisnatie. We hadden geen helden, die moesten gemaakt worden. Michiel Schapers was er één van. Om hem heen heb ik een team gevormd om mee te doen aan de Davis Cup. Toen kwam Nederland in de Wereldgroep van de Davis Cup. Verder stippelde ik het beleid uit waarin elk kind dat geselecteerd werd door de bond begeleiding moest krijgen op reis. Het vak van een professioneel tennisspeler moet je leren. Daar hoort begeleiding bij. Ik heb het beleid niet uitgevonden. In het buitenland gebeurde het al. De moeilijkheid was om trainers te vinden die bereid zijn zoveel weken van huis te zijn. Het is een hoge prijs die je betaalt, en ik weet niet of ik dat weer opnieuw zou doen. Ik heb veertien jaar gereisd. Mijn zoon is 22 jaar en ik ken hem nauwelijks. Als je zo vaak weg bent, ontwikkelt men een eigen leven. Dat geldt zowel voor mijn zoon als mijn vrouw. We zijn zelfs een poosje uit elkaar geweest. Maar gelukkig is het goed gekomen. ‘Inmiddels hoort Nederland tot de acht toptennislanden. Terugkijkend ziet hij zijn jaren bij de bond als tropenjaren. ‘Het was werken, waarbij de bestuurders geen enkele vorm van loyaliteit toonden, net als sommige spelers. Gezien de omstandigheden ben ik toch tevreden. In mijn tijd heeft er een renaissance plaatsgevonden, door het duidelijk vestigen van een tenniscultuur. De bestuurders hebben uiteindelijk het beleid gesteund en hun arrogantie laten varen. Met z'n allen zijn we geslaagd, en ik ben blij dat ik mede heb mogen vormgeven aan het volwassen worden van tennis in dit land.’ Door zijn werk was Franker nauwelijks buiten het tennisveld te zien. Ondanks zijn waardering voor de interesse vanuit de Surinaamse hoek, moest hij vaak nee
verkopen. Nu zou hij zich willen inzetten om de achterstand weg te nemen. Terug naar Suriname ziet hij voorlopig niet zitten.
|
|