Nieuwe proeve van klijne gedichten voor kinderen(1778)–Pieter 't Hoen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] 't Geredde huisgezin. 'k Zal Gods milde goedheid roemen, Die voor mij zoo zorge draagt. ô Zijn ooren zijn steeds oopen, Als een schamel kindje klaagt. Armoe deed mijn Ouders zugten, En in 't bange huisgezin Kwam door droeve werkeloosheid Weinig of geen voordeel in. Daar ik en mijn broers en zusjes Dikwijls door den Hongersnood, (ô Wat was 't onze ouders smartlijk!) Schreijden om een stukje brood, Kon hun liefde 't ons niet geven. Nu, nu heeft ons God gered, Nu het hart der Vaderlandren Op 's Lands heil en Welvaart let. Wij en onze dierbaare ouders Werken nu met lust en kragt, [pagina t.o. 160] [p. t.o. 160] 't geredde huisgezin. Nu, nu heeft ons God gered, Nu het hart der Vaderlandren Op 's Lands heil en Welvaart let. bl.160. [pagina 161] [p. 161] Van het krieken van den Morgen Tot het naadren van den Nagt. 'k Zal die braaven altoos prijzen, Die, als middlen in Gods hand, Denken aan der armen nooden En het heil van 't Vaderland. Vorige Volgende