| |
| |
| |
Zevende Hoofdstuk.
Ali is weer beter.
Dat was me een vreugde, toen onze Ali, geheel hersteld, voor het eerst weer beneden mocht komen. Al een paar dagen van te voren waren Willem en Jan druk in de weer om de heuglijke gebeurtenis zoo prettig mogelijk te vieren. De spaarpotten werden duchtig aangesproken. Jan had voor zijn lieve zusje een klein fornuisje gekocht, o, zoo aardig, Willem potjes en pannetjes, Papa en Mama een heel mooie poppenkamer en zelfs de dienstmeisjes hadden een presentje voor de kleine herstelde Alida.
Toen Jan en Willem dien morgen uit school kwamen, vonden ze Ali aan de koffietafel.
‘O, jongens!’ riep ze verheugd uit, ‘ik bedank jullie wel hoor, voor al het moois, dat ik van jullie gekregen heb, en zie eens even, van Papa en Moes! Wat snoezig die poppenkamer. Daar zullen we vanmiddag poppenvisite hebben. Van Mina heb ik een hoedje voor poppedijne Beppie, dat heeft ze zelf gemaakt. En van Jans een lekker pak chocolade. Aardig hè?’
| |
| |
‘Ja, ja,’ zei Mevrouw, ‘ze hebben je allemaal goed bedacht, kleine Puk.’
‘Wat dacht je wel, Ali?’ vroeg Jan, ‘toen je al die presentjes op de tafel zag staan. Het leek wel St.-Nicolaas dezen morgen, vond je het niet prettig?’
‘Nou, ik danste met de poppedijntjes, ze waren ook zoo blij.’
‘Eet nu je boterhammetje maar,’ zei Mevrouw met een blik op de pendule, want straks zouden de vriendinnetjes Greet, Jo en Catrien komen. Dit was een verrassing voor Ali. Het trof juist, dat het Woensdag was, de meisjes hadden dus geen school.
‘Klingeling - klingeling!’ ging de bel even na koffietijd. Daar waren de vriendinnetjes, nu was het klaverblaadje compleet. Wat die Ali oogen opzette, toen ze Greet, Catrien en Jo de kamer binnen zag komen.
‘Zijn jullie daar?’ riep ze verheugd.
‘O, wat prettig. Zie eens even, wat ik voor moois gekregen heb.’
De meisjes vonden de poppenkamer snoezig en dansten er vroolijk om heen met de poppedijntjes.
‘En jullie mogen vanmiddag het nieuwe kookkacheltje probeeren,’ zei Mevrouw, die schik had in de vroolijkheid der meisjes.
‘O, Moes, is het heusch? Wat prettig!’ en Ali viel Mevrouw om den hals en zoende haar, dat het klapte.
‘Hier heb je wat van ons ook Ali, van ons drietjes, zie je,’ zei Greet en overhandigde haar vriendinnetje een groot pak.
‘Doe het maar open,’ zei ze vervolgens.
‘O, nog al meer!’ riep Ali en met een kleur van blijdschap opende ze het pak. Daar kwam zoowaar een winkeltje voor
| |
| |
den dag, met een toonbank en weegschaaltjes. ‘O, wat lief, dank jullie wel hoor, o ik ben er zoo blij mee,’ zei Ali.
‘Moe heeft de laadjes gevuld,’ zei Greet, ‘hier is koffie in, daar thee, en suiker en gebroken biscuit ook.’
‘Nu, dan kun jullie je boodschappen dadelijk doen,’ lachte Mevrouw.
‘Hè, ja, laten we eerst winkeltje spelen,’ riep Jo, in haar handjes klappende.
‘Nu, veel plezier, kindertjes, straks zal Jans jullie wel helpen met de kokerij,’ sprak Mevrouw en voor ze de kamer verliet vermaande ze nog: ‘Denk er om Ali, dat je pas beter bent, dus niet te druk, hoor! kalmpjes aan.’
‘O, ja Moes, maar eerst nog een pakkertje.’
‘Foei, je maakt mijn haar in de war,’ weerde Mevrouw haar dochtertje af.
‘Wie moet winkeljuffrouw zijn?’ vroeg Greet.
‘Ali,’ stelde Catrien voor.
‘Wil je, Ali?’
‘Ja, nu ik, straks jullie.’
‘Ieder op zijn beurt.’
‘Jo, kom jij nu eerst wat koopen?’
‘Goed hoor...... Dag Juffrouw.’
‘Dag Mevrouw, wat blieft u?’
‘Een pond koffie.’
‘Neen,’ wierp Catrien er tusschen, ‘je moet zeggen, ‘dag meisje,’ een Mevrouw gaat toch zelf geen koffie halen, dat doen onze Mama's ook niet.
‘Nu nog eens over, Jo,’ stelde Greet voor.
‘Dag Juffrouw!’
‘Dag meisje, wat blieft u?’
‘Een pond koffie, Juffrouw.’
| |
| |
‘Als 't u blieft.’
Ali kreeg het laad je, waarop met groote letters KOFFIE stond, woog in een zakje, dat ze uit de toonbanklade haalde, want de vriendinnetjes hadden overal om gedacht en reikte het Jo met een vriendelijk: ‘Als 't u blieft meisje,’ over... ‘Blieft u nog iets?’
‘Ja, Juffrouw, een ons suiker.’
‘Wat een mooi weer, hè?’
‘Ja, erg mooi.’
lsHier is de suiker.’
‘Hoeveel krijgt u?.... O,’ riep Jo uit.... ‘Ik heb geen geld bij me.’
‘Daar hadden we om moeten denken. Maar weet je wat,’ stelde Catrien voor, ‘in dat laadje zitten suikerpepermuntjes, dat moeten zandkoekjes verbeelden, nu, laten we elk een beetje in onzen zak steken.’
Zoo gezegd, zoo gedaan. Jo betaalde nu de koopvrouw, die de pepermuntjes met een ‘Dank u wel, hoor,’ in het laadje deed.
Nu trad Greet voor de toonbank en verzocht twee ons gebroken biscuit. ‘Want we krijgen visite, ziet u.’
‘Zoo, nu, die biscuits zijn erg lekker,’ prees het ijverige koopvrouwtje.
‘U verkoopt ze zeker veel, hè?’
‘Ja, ieder, die ze één keer gehad heeft, komt weer terug, om ze te halen. En moet er nog iets wezen?’
‘Op het oogenblik niet. Goeiendag, Juffrouw.’
‘Goeiendag, meisje.’
Catrien, wier beurt het nu was, moest suiker en zandkoekjes hebben.
‘Mevrouw is vandaag jarig, ziet u en nu krijgen we theevisite, Juffrouw.’
| |
| |
Zoo, zoo, als 't u blieft.’
‘Hoeveel krijgt u van me?’
‘Twintig peper...., twintig centen.’ verbeterde Ali gauw.
‘Als 't u blieft, Juffrouw.’
‘Dank u wel. Dag meisje.’
‘Dag, Juffrouw.’
‘Weet je wat we nu doen moesten? Visitetje spelen met de poppedijntjes, in de mooie nieuwe kamer,’ stelde Ali voor.
‘Houden we nu al op?’ vroeg Jo spijtig. ‘We zijn pas begonnen.’
‘We zijn bij Ali op visite. Zij moet zelf de spelletjes zeggen,’ merkte Greet op. ‘Ik vind winkeltje spelen juist zoo leuk,’ zei Jo.
‘Och kind,’ kwam Catrien, ‘we kunnen immers straks weer beginnen. Laten we nu met de poppen, onze kindertjes, bij Ali op visite gaan.’
‘Dan zullen we de biscuits verdeelen.’
‘Ja, ja, dat is goed.’
‘Nu komen we.’
‘Ja, maar niet alle drie tegelijk eerst Greet met Beppie. En dan Jo en Catrien met Mimi.’
‘Zoo, nu, daar kom ik aan.’
‘Dag Mevrouw.’
‘Dag Mevrouw, hoe gaat het u?’
‘Heel goed, en met uw dochtertje?’
‘Ze is weer beter.’
‘Is ze dan ziek geweest?’
‘Ja, o ze heeft zoo gehoest, de dokter heeft haar een bitterdrankje gegeven, doch nu is ze weer beter.’
‘O, dat is prettig. Ze lust zeker wel een biscuitje, hè?’
‘O, als 't u belieft.’
| |
| |
‘Daar komt nog meer visite.’
Jo en Catrien kwamen nu met Mimi.
‘Dag Mevrouw.’
‘Dag.... o! dag dames, dag Mimi.’
‘Nu, zeg eens “dag Mevrouw” en geef eens een handje.’
‘Zoo, wat een lief kind ben jij. Wil je ook een biscuitje?’
‘Laten we het maar verdeelen’ stelde Jo voor.
Alles werd nu eerlijk verdeeld tusschen de poppenmoedertjes en de kindertjes.
Gedurende een poosje speelden ze heel leuk visitetje, totdat Jans met het fornuisje binnenkwam. Mina droeg de pannetjes.
‘Nou kennen jullie koken,’ zei Jans.
‘Asjeblieft Ali, denk er om, brand je niet, hoor.’
‘Neen, we zullen wel oppassen,’ lachte Greet ‘we hebben zoo dikwijls op mijn kacheltje gekookt Jans.’
‘Daar staan de appeltjes, jullie moeten af en toe eens roeren.’
‘Ja hoor, we zullen er om denken.’
‘Nu, veel plezier met de kokerij, en als je verlegen bent, roep je maar.’
Toen Jans en Mina weg waren, begonnen de meisjes te koken.
‘We zullen Mimi en Beppie maar zoo lang op hun stoeltjes in de poppenkamer laten zitten,’ stelde Ali voor.
‘Als ze zoet zijn, krijgen ze poffertjes, want die mogen we ook bakken.’
‘Poffertjes ook? Hè, lekker!’ riep Jo.
Toen Jan en Willem thuis kwamen, was het vroolijke klaverblaadje nog aan het koken, bakken en braden.
‘Wat ruikt het hier lekker!’ riepen ze.
‘Mogen we mee eten?’ vroeg Jan.
| |
| |
‘Natuurlijk, we waren juist van plan, om jullie te vragen.’
‘En wanneer gaan we aan tafel?’
‘Dadelijk, we zullen zoo dekken.’
‘Wat eten jullie?’ vroeg Jan.
‘Dat vraag je niet, als je op visite bent,’ kwam Ali.
‘Maar 't zal lekker zijn, hoor,’ zei Greet. ‘We krijgen biefstuk ook.’
‘Nou moet je het niet vertellen, Greet,’ merkte Jo op....
‘Biefstuk en.... en verder zul jullie 't wel zien.’
Toen de tafel gedekt was, namen allen plaats. De poppedijntjes tusschen hun moedertjes in.
Of het hun smaakte. Eerst de soep met balletjes, toen biefstuk met spruitjes en aardappelen, appelmoes toe met pudding, die Moes liet brengen.
‘Nu, hoe vinden jullie, dat wij koken?’ vroeg Ali.
‘Lekker hoor,’ prezen Wim en Jan.
‘Mag ik nog een stukje pudding?’
‘Wacht,’ kwam Greet, ‘ik zal de pudding verdeelen.’ Ieder kreeg nu een stukje roode pudding op zijn bordje en heerlijke vanille-saus werd er over gedaan.
‘Weet je, wat jammer is!’ riep Ali op eens.
‘Nu, wat?’ vroegen ze.
‘Dat Marmotje er niet bij is.’
‘Marmotje, dat bedeljongetje uit Wijk aan Zee? Die kon toch niet met ons aan tafel zitten,’ kwam Catrien met opgetrokken neusje.
‘Zoo Trien,’ zei Ali, ‘als Marmotje mij toen niet uit het ijs gehaald had, zou ik verdronken zijn.’
‘Ja, stellig,’ viel Jan bij. ‘Papa heeft al naar hem gevraagd, en er is veel kans op, dat we gauw zullen weten, waar hij woont.’
| |
| |
‘En vraag je hem dan bij je op visite?’ spotlachte Catrien.
‘Ja Catrien! Maar wat heeft dat arme kind jou gedaan?’ zei Jan.
‘Zou hij z'n marmotje nog hebben?’ vroeg Greet.
‘Dat weet ik niet, maar 't is een flinke jongen, die Marmot.’
‘Ik heb laatst gedroomd, dat hij een prins was,’ vertelde Ali lachend. ‘Verbeeld je. Marmotje een prins!’
Dit vonden ze zoo koddig, dat ze allen lachten.
‘Zoo jongelui, is het middageten afgeloopen? En hebben jullie lekker gegeten?’ vroeg Mevrouw, terwijl ze de kamer binnentrad.
‘Ja, erg lekker,’ riepen de meisjes en jongens.
‘Zoo, dat doet me plezier, nu moeten de jongens naar boven hun huiswerk maken en de meisjes mogen poffertjes bakken. Jullie mogen het klaverblaadje wel bedanken, Wim en Jan.’
‘Ja hoor, we bedanken jullie wel, voor nu en nog eens,’ kwam Jan grappig.
‘'t Is erg lekker geweest. Dag hoor!’
‘Dag Jan, dag Willem.’
‘Nu, poppedijntjes, nu krijgen jullie poffertjes.’
Spoedig knetterde de boter in het pannetje. Om beurten bakten de meisjes nu poffertjes, bestrooiden ze met suiker, deden er een klontje boter in en aten ze dan heerlijk op. De poppen mochten ook meesnoepen en him mondjes waren vettig van de boter, telkens zeiden de meisjes: ‘Hier Mimi, hier Beppie, hap, hap.’
Aan alles komt een einde, ook aan de prettigste visite. Voor de meisjes er aan dachten, sloeg het klokje van gehoorzaamheid en moesten ze met de dienstmeisjes mee naar huis.
‘Wat hebben we een pret gehad,’ zei Greet. Jo en Catrien kwamen niet uitgepraat over het heerlijke dagje.
|
|