vroeg een zachte stem vlak bij haar oor. Ali opende heur oogen, waar was ze toch? In het ijspaleis bij de sprookjesprinsen en prinsesjes? Of in het groote bosch bij de lentebloemen? Waren Sneeuwwitje en de Zeven Dwergjes er niet? En de Prins van Sint, Rozerood, Asschepoester en Klein Duimpje. En was ze daar niet alleen, kwam niemand haar halen om aan tafel te gaan, had ze niet geschreid om Marmotje, haar moedig reddertje? Neen, ze wreef zich de oogjes uit, daar lagen Mimi en Beppie. Hector de hond, had trouw de wacht gehouden bij zijn lief klein vrouwtje en daar stonden Mama en Papa ook bij haar bedje. Het nachtlichtje brandde, dus was het nog geen morgen.
‘Heb je gedroomd, vrouwtje?’ vroeg Papa en streek Ali's verwarde krulletjes van haar voorhoofd.
‘Gaat U naar bed?’ vroeg ze.
‘Zeker, het is al laat,’ antwoordde Mama en ga jij nu ook weer lekkertjes slapen, Ali, dan ben je morgen weer veel beter.’
‘O, Moes, ik heb gedroomd, dat....’ wilde Ali beginnen, maar Papa viel haar snel in de rede:
‘Dat kun je ons morgen wel vertellen, kleine muis. Nu is het tijd om te rusten, voor ons allemaal.’
‘Mogen de poppedijntjes bij me blijven? Kijk ze eens lief liggen,’ vleide Ali.
‘Ja, maar Hector zal ik even in zijn hok brengen.’
‘Waf - waf!’
‘Stil, maak de kleine baasjes niet wakker, kom Hector!’
Papa bracht Hector naar beneden. Mama stopte Ali nog eens lekkertjes toe en kuste haar lieveling goeden nacht.
‘Wel te rusten, vrouwtje, slaap maar weer lekker.’
‘Nacht Moes.... Nacht.’