niet boos op hem geweest was. Hij kon het toch niet helpen, dat er een wak in het ijs was, hij had het niet gezien.
‘Maar wel wat minder woest kunnen sleeden,’ sprak Papa streng. ‘Jan is heel ongehoorzaam geweest en die ongehoorzaamheid had jou het leven kunnen kosten. Gelukkig, dat het zoo goed afgeloopen is. Dit is een les voor hem geweest.’
‘Ach, Papa,’ vleide Ali met haar liefste stemmetje, ‘vergeeft u het hem maar. Moes is ook niet boos meer.’
‘Ik zal het hem vergeven, omdat jij het vraagt, lieve kind, maar eigenlijk had Jan een strenge straf verdiend,’ sprak Papa, terwijl de arme jongen luid schreide en snikte.
‘Kom, Jan, houd nu maar op, ik vergeef het je, maar pas voortaan beter op je zusje.’ En Papa streelde Jannemans gebogen hoofdje.
‘O, ja. Papa,’ trilde Jan's stem.
‘Nu, dan is het goed.’
‘Mag.... mag ik Ali uit m'n mooie boek voorlezen Papa?’ vroeg hij.
‘Neen, zeker niet, daar moet je nog een dag of wat mee wachten. Ali gaat nu slapen, hè zus?’
‘Ali,’ kwam Wim nu, ‘als je beter bent, krijg je wat moois van me.’
‘En van mij ook,’ zei Jan verheugd.
‘Ja, we zullen onze kleine meid wel goed bedenken, maar nu gaan we naar beneden, jongens!’
‘Mag ik Mimi en Beppie bij me hebben?’ vroeg Ali.
‘Neen, lieveling, je moogt niet spelen.’
‘Maar ik ga slapen en m'n poppedijntjes ook. Papa, ze zijn ook moe.’
‘O, ja, dan zal ik Mina sturen. Dag, Ali, ga lekker slapen, dan ben je gauw weer beter, vrouwtje.’