Panopticum(1946)–Han G. Hoekstra– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Machteloos weten Machteloos weten, dat wat mateloos Begeerd werd en bemind tot onverschillig Bezit verdorren kan, dat men onwillig Nog streelen blijft, kalm en gedachteloos. De hand, die op den stoelrand talmen bleef, De goudschampen op het ontbonden haar, De oogen, 't overal herkenbre paar, Men dacht: die heb ik lief, zoolang ik leef. Het leven is een weergalooze roover. Het aschblond haar, de oogen en de hand: Alles bleef uiterlijk onaangerand, Slechts van het onvervangbre bleef niets over. Vorige Volgende