Panopticum(1946)–Han G. Hoekstra– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Ballade van het eigen land Geen zwerver, steeds in Holland kind aan huis. - Onwillekeurig sprak ik er wel van, Het moet zijn doorgeklonken, ook al werd Het niet rechtstreeks door mij gezegd; het hart Heeft daar de hand in, dat ontdekt men dan Eerst later, in een woord, in hoe het huis Waarvan men sprak alleen in Holland staan kon. Heb ik ooit zee gezegd, het was de Noordzee. - Voor mij zal immer weer een branding breken Als, onverschillig bij Terheide of Groet Haar golfslag aan deez' stugge kusten doet. En steeds als ik van duinen kwam te spreken Zongen de grijsdoorwaaide koppen mee Vanwaar mijn kinderoogen zee inkeken. Wolken gaan achterlangs den Westertoren. Kende ik ooit andere dan die daar voorbijgaan, Langzaam, van noord naar zuid, van zuid naar noord, Voorbij het grijs dat bij dit land behoort. Volk langs zijn voet en wolken langs zijn weerhaan, En wie, dat jaren ziende, hier werd geboren Raakt er meer dan hij weten wil verslaafd aan. [pagina 24] [p. 24] Wat zegt men dan nog als men wereld zegt? Zij is het onbeproefde complement Tot een bekender en beproefder part Waar de wieg stond, de sponde staat, het hart Tot kloppen kwam en er, weerstrevend, went De spanne tijds voordat het, weggelegd, Door de aarde weer als oerstof wordt herkend. Gisteren huisheer en te gast vandaag Vraag ik den wind, die aan het raam komt rukken: Kan men land, landschap, dijken en rivieren Beminnen boven andere? Is hier een Herbergzamer verblijf nabij de nukken Van weer en wind en van een volk dat traag Van denken is en doen, traag te verrukken? Reizend bij avond door het schemerend laagland Denk ik: Holland, de rimpels van uw huid Kweekten een vreemde trouw, norsch maar voldragen. Droefenis is doorleefd en nederlagen Van hart en land doorleden, nu ontsluit Zich een omneveld, onherkenbaar voorland, Reeds kreeg het eendere ding ander geluid. [pagina 25] [p. 25] Verlieze 't woord zijn klank, de munt haar waarde, Hart, wil nog weerbaar en hoogmoedig zijn Nu 't uur verloopt, nu alles zwenkt, bedenk: Een land blijft als een vrouw een vreemd geschenk, Men wil er leven, thuis zijn en niet thuis zijn, Er is geen plek waar men voorgoed kan aarden, Maar wat is aarden? Het is vrij en vreemd zijn. Princes, de ziel is ruimte's meesteres, Het lijf heeft deze wereld te verzwerven. Het late middaguur bloedt langzaam dood Tegen de holten van het avondrood, Al wat de middagganger kon verwerven Valt slag op slag uiteen in bres na bres. Princes, wijs het kristal tusschen de scherven. Vorige Volgende