Panopticum(1946)–Han G. Hoekstra– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Jozef wakende Het kind sliep en zijn moeder sliep. De man, in het winternachtuur, Meenende dat zij zachtjes riep Stond op van zijn plaats bij den muur. Maar zij sliepen beide en hij liep Langzaam terug naar het flakkrend vuur. Wierp hout bij, een tak, nog een tak. En weer zittend gaand hoorde hij Hoe fel buiten de wind opstak. ‘Al was alleen een stal maar vrij Toch nog warmte en een onderdak,’ Dacht hij, plotseling bijna blij. Het bitter en kwellend gevecht, Geloof tegen twijfel, was uit, Door de komst van het kind beslecht. Uit het halfduister recht vooruit Kwam van warm hooi de weeë lucht, Van vee 't snuivend nachtgeluid. Jozefs hoofd zonk. Niet slapen gaan, Dacht hij nog en toen sliep ook hij. Een ster bleef boven den stal staan. En over de blinkende wei Kwamen haastig de herders aan, Schreden koningen naderbij. Vorige Volgende