| |
| |
| |
Onderrigtingen van Hippocrates.
I. DE tyd is, waar in gelegentheit is, maar de gelegentheit is, waar in niet veel tydt is. De genezing geschied door den tyd, somtyts ook door gelegentheid. Dit moet men zekerlyk weten, nochte de genezing aanvaarden, met vooraf waarschynelyke redenkaveling te nemen, maar met oeffening die met de reden zamenhangt. Want de redenkaveling is een geheugenis, die zamenvoegt, 't geen door de zinnen bevat is; want zy is door de inbeelding baarblykelyk bevat. Maar de bevatte zin is nu d'afbrenger der dingen die onder leggen, en tot de bedenkinge zelfs komen. Maar 't gevoel dat dikwils qualen geleden, en op zich genomen heeft, waarnemende waar door, wanneer, | |
| |
en hoe het beledigt is, en dat in zich zelf opsluitende, blyft daar aan gedenken. Ik pryze ook de redenkaveling, wanneerdie oorspronk neemt uit een bygevallige gelegentheit, en de neiging tot ziekte uit de waarschynelykheden aghtervolght. Want indien de redenkaveling begin neemt van dingen die baarblykelyk geschieden, bevind men die te zyn in de magt des verstands, zoo datze zelfs van anderen yder zaak aanneemt.
II. Derhalven moet men vaststellen, dat de natuur van veele en alderhande zaken beweegt en geleert wort. Zoodanig dat 'er eenige kragt onder is. 't Verstand nu als het begrepen heeft, (als ik gezegt heb) brengt de zaak daar na tot de waarheid over. Zoo die dan niet uit de blykelyke aankomst spruit, maar uit een waarschynelyk redensverziersel, maakt zy dikwyls een zware en moejelyke gesteltenis. Want diergelyke nemen een ongangbaren weg. Want wat quaad zoud 'er dog wezen, zo men die genezers betaalde, die de werken der Geneeskunst qualyk behandelen? want het gewelt der ziekte schynt den zieken | |
| |
die zonder schuld zyn, niet genoeg, ten zy daar ook d'onervarenheit des genezers by komt. En dit zy dan genoeg hier af gezegt. Maar men heeft geen genot van de dingen, die alleen door de reden uitgewrogt werden, maar wel van die uit aanwys des werks herkomstig zyn. Want de verzekering, die met veel gesnap geschied, is bedriegelyk, en geneigt tot dwaling. Daarom moet men t'eenemaal zich uitleggen om te zien wat 'er geschied en ontrent die dingen grootelyx agt geven, indien ymant een ligte een geenzints tot ziekte hellende gestalte wil maken, die wy Medicyne noemen. Want het zal een groote nuttigheit toebrengen, zo aan de zieken, als aan de konstenaars der zelve. Men moet egter niet toeven, en van de onwetenden onderzoeken, of hun iets goed dunkt by te brengen tot de gelegentheit der genezing. Want dus mein ik dat de gansche konst getoont is, zoo dat uit yders eind een aanmerking geschied, en een overeenkomst daarby gekomen is.
III. Men behoord dan op de toe- | |
| |
vallige gelegentheid te letten, die zig gemeenlyk vertoont, en dat liever met nuttigheit en een zagten voortgang, dan met belovinge, en die verontschuldiging die met de daad geschied. De verscheide voorschikking nu van 't geen men den zieken voordient is nuttig. Want men moet niet verzekeren dat iets alleen gegeven vorderlyk is. Want alle qualen door de veele omstandigheden en veranderingen der toevallen, kleven aan eenigen langen uitstel.
IV. En dit zeker heeft wel een vermaninge noodig, om een neirstige overweging te maken. Want zoo gy van het loon begint (want dat is voordeelig tot het geheele werk) geeft gy den zieken bedenking, dat gy hem niet verlaten zult, dat verwaarloozende. Dogh zoo gy geen verdrag maakt dat gy hem verwaarlozen zult, en van zommige dingen die op dat pas vereischt worden, hem geen kennis geven, zo moet men dan een gezette loon vast stellen. Want wy agten deze gedagten van een zieken onnut, voornamentlyk in een haasti- | |
| |
ge ziekte. De snelheit der ziekte nu, die geen gelegentheit van tyd geeft om weder te keeren, dryft een goeden Arts niet aan om zyn profyt, maar liever om zyn eere te zoeken. Daarom is 't beter dat hy den behoudenen hun misslag verwyt, dan de doodelyk zieken te voren verbaast maakt. Hoewel zommige zieken hier op staan, het regt der vreemdelingen voorwendende, en de lichte genezing der quale, wel waardig dat men hen verzuimt, maar egter niet dat men hen quelt. Gy zult u dan met alle billikheit tegens deze stellen, die met uitwerpen van het dieploot in een onbekende zee reizen. Want die een goed Medicyn is, geneest zeker meer door vertrouwen, dan hardigheit. Daarom moet men in 't begin de gansche ziekte wel doorsnuffelen, en geven daar toe eenige dingen, die goed zyn tot genezing: en den zieken helpen en niet verzuymen. Maar ik rade u niet dat gy de scherpe maning om loon, zonder dat 'er begeerte tot leering voorgaat, veel invoert, maar ook inzicht hebt voor rykdom en middelen.
| |
| |
V. Zomtyds zult gy ook voor niet genezen, om dus liever de geheugenis der dankbaarheit, dan de tegenwoordige agting te erlangen. Maar zoo er gelegentheit is den vreemden of gebrekkelyken te helpen, dien zult gy zoo veel hulp toebrengen als in uw magt is. Want is 'er liefde ontrent menschen, zoo is 'er ook liefde ontrent de konst. Want zommige zieken, wanneer zy merken dat hunne ziekten gevaar loopen, zoo roemen zy datze door de goedheit en zagtigheit des Medicyns weder tot hun gezondheit gebracht zyn. 't Is nu zeer prysselyk de zieken te genezen om de gezontheit te verkrygen: en agt te geven op de gezonden, om hen voortaan van ziekten te bevryden. Maar voor de gezonden moet men zorg blyven dragen datze 'er wel uit zien.
VI. Die dan t'eenemaal in deze konst onkondig zyn, konnen het voorzeide niet wel verstaan. Want deze niet kondigh zynde maar ellendig, en haastig verhoogt, zonder fortuin, krygen dikwyls van eenige ryken in hunne engte eenige ruimte en verquikking, en altyt roemende op hun- | |
| |
ne werken, en tot arger vervallende vergrypenze zich in weelden, verzuimende de zuiverheit der konst, om welke een goed geneesheer, (die om de zamenvoeging der konst de medemakker der zelve genoemt wort) in naam zou kunnen zyn. Deze kan ligtelyk de genezinge aangaan zonder te missen, want hy kan niet feilen door gebrek van konst. Want hy is niet wantrouwig, als in ongeregtigheit. Want deze komen niet tot genezing, als zy de ziekte zeer verderffelyk zien, vliedende de bybrengingen van andere Medicyns, pryzende de zieken wegens den haat van quade hulp, maar de zieken hebben met beide de gebreken te worstelen, om datze van 't begin tot het einde toe geen beter Medicyn gebruikt hebben. Want de aflating eeniger ziekte voor een tyd is een groote troost voor eenen zieken. Daarom die gezont willen zyn, willen niet altyd eenerley gebruik toelaten, zig gelyk makende de verscheidenheit des Medicyns. Want Rykdommen hebben de zieken niet, biddende de artsen door quade zeden aan, en keeren zich tot ondank- | |
| |
baarheit. Maar als zy tot haar oogmerk konnen raken om ryk te worden, zoo verzekeren zy van loon te zullen geven, willende gezond zyn, te weten winst uit woeker, of den lantbon denkende te zullen halen, en naderhant verzuimende daar winst mede te doen. En dit zy genoeg hier af, voor zoo veel deze onderrichting aangaat. Want de vermindering en verheffing der ziekte vereischt een geneeskundige bediening.
VII. En zeker 't zal niet strekken tot schande eens Medicyns, dat hy in een gevaarlyke ziekte, daar eenige andere by laat komen, op dat hy met hun raadplege tot voordeel des zieken, en terstond hulpe by gebragt worde. Want in de duurzaamheit en toeneming der quale, is men dikwyls raadbyster en verlegen wat men voor het tegenwoordige doen zal. In zulk een gelegentheid des tyds moet men dan een vast vertrouwen hebben. Ik bepale noit diergelyx, indien het de konst oordeelt. En hier behoort men noit al twistende ergens op te blyven staan, en elkander met scheltwoorden te keer te gaan. Want dit kan | |
| |
ik door eed verzekeren, dat de redekaveling eens Medicyns, een ander noit kan benyden. Want op dusdanig een wys, zouw hy zyn zwakheit laten blyken. Maar hier weten beter mede om te gaan, die ontrent regtzaken en winsten bezig zyn. Hoewel ook het spreekwoord niet vals is, dat in allen overvloed gebrek is.
VIII. Maar by al dit zal een groot bewys zyn van de wezentlykheit der kunst, indien iemant de genezing wel instellende niet aflaat van dusdanige vermaaning, gebiedende dat de zieken zullen goeds moeds zyn, en daar in tot den tyd der behoudenis volharden: want dit zeggen wy niet onnut te zyn, omdat hy zulx gebiedende niet zal zondigen; want de zieken weemoedig en wanhopigh wordende raken om hals. Maar die een zieken moet genezen, zoo hy de ondervindinge der konst betoont, de natuur bewarende en niet veranderende, die zal beloont worden; maar in tegendeel aanstonts zyn geloof verliezen.
IX. Want de welgesteltheid des menschen, is een zekere natuur, die geen vreemde beweging natuurlyker- | |
| |
wys verkregen heeft, maar die wel over eenkomend is, zaamen gestelt en doorweven van geest, warmte, koking der vogten, over al en geheelyk een goede levenswet, en meer andere dingen: ten zy iemant van zyn geboorte of begin daar in gebrekkelyk geweest was. Dogh zoo iemant te klein was, moet men poogen hem met de onderlegene natuur over een te brengen. 't Is tegennatuurlyk dat te klein is, ook door den tyd. Vorders moet men het vryven vlieden met linne zweetdoeken, om de aanzienelykheit der medicyne te verkrygen. Ook moet men geen gemaakten reuk over zich hebben. Door te veel uitheemsch te willen zyn raakt gy in laster; maar door wat middelmatig verkrygt gy een betamelyke aanzienlykheit. Want in een deel is matige pyn: in 't geheelveel. De gunste nu, die men hier door by de menschen krygt, neem ik niet wech. Want een Arts betaamt eenige beschutting. Maar men moet gedenken de werktuigen by te brengen, en die aanwyzen die iets betekenen. Maar indien gy eenigen woordenstryd wilt aanrigten om u voor | |
| |
het gemeene volk te laten hooren, doe dat niet zeer roemagtig, en geenzins met getuigenis, en of gy 'er op zyn Poeëtsch mooi mede waart. Want dat toont d'onmagt van vernuftigen arbeid. Want ik kan niet lyden dat de neirstigheit door arbeid verkregen tot een ander gebruik overgebragt wort, die daarom in zig zelf een uitkiezing heeft van een aangename navolging. Want gy zult gelyk de hommelbye een gevolg met hovaerdigheit verkrygen.
X. Men moet nu ook een gesteltenis wenschen, die vremt is van 't geen iemant in zyn ouderdom leert. Want dit regt in tegenwoordige dingen niet uit, maar in afwezene is de geheugenis dragelyk. Die dan alles beproeft, heeft ongeluk, met nieuw verderf, dat de betamelykheit verzuimt in de voorbepalingen, in de openbare belydingen, en de groote eeden, die by de Goden gedaan worden: wyl de Medicyn over de ziekte gezag heeft met een geduurige studie, en onderrigt van onervarene vlugtelingen, zoo dat hy overgebragte redenen navolgt, die te voren zyn by een gehaalt geweest, eer hy onzeker in de ziekte was. Als ik dan ook gezag over zulken had, zouw | |
| |
ik dat zeker in geen verzamelde genezing doen, Maar ik zouw zonder vreeze hulp verzoeken. Want de wetenschap van een betamelyke kennis is daar in verspreit. Als deze dan noodzakelyk onwetend en onvoorzigtig zyn, vermaan ik hen een bequame oeffening te hebben, naar de schaarsheit van kennisse der overleveringen. Want wie zal hopen kennis te konnen hebben van de veelvouwige verdeeling der leerstukken, van overleveringen, zonder bestendigheit van oeffening?
XI. Daarom vermaan ik dat men op de spreekers let, op de doeners gerust is, en d'uiterste levenswet niet lange voorschryft. Want het toelaten in lange ziekten rigt de langduurige begeerlykheit der zieken op. Zoo iemant op een blinden agt geeft, daar voor moet gewagt worden als voor een zaak van groote vrees, en de gunste is te wanhopen, waar door de eenigheit bestaat. De schielyke veranderingen der logt moetmen vlieden. De bloem der jaren heeft alles voordeelig: maar het tegendeel bespeurt men in den afgaanden ouderdom.
| |
| |
XII. De belemmering der tong, die niet al te klaar uitspreekt, geschied door eenige ziekte, of door d'ooren, zoo dat hy, eer d'eerste woorden uitgesprooken zyn, daar weder wat anders byhangt: of iets uitspreekt, eer hy het in zyn gedachten begrepen heeft, en daar weder andere dingen op denkt. En de belemmering der tong, die voortkomt buiten eenig letsel, dat zienlyk genoemt wort, valt meest luiden van letteren te beurt. In de haren ook, al is het onderwerp somtyts kleen, is dikwils grooter kracht. Stilligheit der ziekte beduid langduurigheit. Oordeeling is der ziekten einding. Een kleine oorzaak wort ontbonden door geneesmiddelen, ten zy de quaal by een voornaam deel mogt wezen.
XIII. Dewyl de ziekte van medelyding door droefheit veroorzaakt is, zo komen zommigen door medelyding van anderen aan een ziekte. Men moet zich wachten van al te arbeitzame oeffening. Het roepen is quaad. Den yver van grooten arbeid moet men wat ontrekken. Een zeeplaats is tot de gezondheit dienstig.
|
|