Loontje komt om zijn boontje, of Het droevige slot der guiterijen van Hans-kijk-in-de-wereld
(ca. 1848)–J.W.A. Hilverdink– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. 9]
| |
[pagina 9]
| |
‘Ach!’ - zuchtte Hans, en kermde luid,
Ja gilde 't uit van woede:
‘Wat ben 'k een ongelukkig man!
'k Word schier mijn leven moede.
Nu moet ik weêr, zoo als voorheen,
Gelijk een beedlaar zwerven,
En mooglijk nog wel tot mijn straf
Van koude en armoê sterven.’ -
‘Ach!’ - riep de dikke keukenmeid -
Mijnheer! ik kan niet scheiden,
Voor gij me een afscheidskusje schenkt:
't Geluk moge u geleiden!’
De keukenmeid zag in zijn oog
Een' traan van droefheid glimmen,
En kort en dik, moest ze, om een kus
Van Hans, een' leer beklimmen.
| |
[pagina 10]
| |
En Hans was zóó zeer aangedaan,
Dat hij 't haar niet kon weigren,
En liet haar, om een' afscheidskus,
Den ladder opwaarts steigren.
‘Ach!’ - riep hij - ‘goede, beste Griet!
Die mij zoo menigmalen
Op alles wat maar lekker smaakt,
Zoo heerlijk wist te onthalen.
Ach, goede Griet! ik zal u nooit,
Zoo waar ik leef, vergeten,
Maar denken telkens nog aan u
En aan uw lekker eten.’
Hij kuste Griet, en Griet vertrok,
Met de andere bedienden;
En elk bragt Hans een' afscheidsgroet,
Maar niemand zijner vrienden.
‘Ach!’ - sprak hij - ‘“vrienden in den nood,”’
- Hoòrde ik uit veler monden. -
‘“Men telt er duizend in een lood,”’
‘Thans heb ik 't ondervonden.’
|
|