Loontje komt om zijn boontje, of Het droevige slot der guiterijen van Hans-kijk-in-de-wereld
(ca. 1848)–J.W.A. Hilverdink– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Maar Hans had geld genoeg verdiend
Met praten en met liegen,
En haat- en twistenstokerij
En onbeschaamd bedriegen.
‘'k Behoef nu niet berooid en arm
Meer langs de straat te zwieren,
Maar wil eens regt op mijn gemak,
Een beetje rentenieren.’
Sprak Hans en kocht, ver van de stad,
Op 't land een schoone woning,
En werd door al het boerenvolk
Geacht als heer en koning.
Hij huurde knechten bij de vleet,
En meiden, die hem dienden,
En noodigde op zijn trotsch kasteel
Zijn allerbeste vrienden.
| |
[pagina 8]
| |
Ook ging hij dikwijls naar de stad
En bleef er vele dagen,
Om als een losbol, onbedacht,
Vermaken na te jagen.
‘'k Heb geld genoeg!’ riep Hans verheugd,
‘Weg, weg met alle zorgen;
Wie arm is, zorg'; maar ik? - - mij wacht
Nooit weêr een kwade morgen!’
Zoo sprak bij, want hij kende 't geld;
Maar kende hij de waarde?
Ach, minder nog dan menig vrek,
Die 't in zijn kist bewaarde.
Hij at, als vele rijken doen,
Gezoden en gebraden,
En daaglijks was zijn tafel ruim
Met fruit en wijn beladen.
Maar eer hij nog zes maanden lang
Leefde als een Hooggeboren,
Was geld en goed verteerd, en Hans
Nog armer dan te voren.
| |
[pagina t.o. 8]
| |
|