Loontje komt om zijn boontje, of Het droevige slot der guiterijen van Hans-kijk-in-de-wereld(ca. 1848)–J.W.A. Hilverdink– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] III. Maar Hans was gaauw het schildren moê, Gelijk men ligt kan merken: Gij weet, hij was geheel geen vriend Van zitten en van werken. Maar Hans moest toch, als ieder mensch, Iets doen om van te leven; Want wie toch zal een' doeniet ooit Den kost voor 't kaauwen geven? Hans wist, zoo gek hij was, te goed, Dat hij iets moest beginnen, Om, 't zij op welke wijs dan ook, Zijn daaglijksch brood te winnen. ‘Welaan!’ - sprak Hans - ‘'k word advokaat, 'k Wil met den mond gaan vechten; En 's andren daags stond op zijn deur: ‘Hans, Meester in de Regten.’ [pagina 6] [p. 6] ‘Dat's meer geluk dan wijsheid, Hans!’ Zoo riep hij menigmalen; En liet voor ieder pleitgeding Zich vreeslijk duur betalen. En ieder kwam, zoo oud als jong, Bij Hans om raad te plegen; Nu werd hij door een elk bemind. ‘Dat's meer geluk dan zegen!’ Riep Hans, wanneer hij soms een zaak Had voor 't geregt gewonnen: Een slechte zaak, wier oorsprong door Hem-zelve was gesponnen. Maar spoedig was 't bekend, dat Hans In troebel water vischte, Doordien hij-zelf het twistend paar Tot wraak en weêrwraak hitste. Hij werd verklaagd dat hij het volk Te schandlijk had bedrogen; En spoedig was hij in de stad Een doorn in ieders oogen. [pagina t.o. 6] [p. t.o. 6] Vorige Volgende