Loontje komt om zijn boontje, of Het droevige slot der guiterijen van Hans-kijk-in-de-wereld
(ca. 1848)–J.W.A. Hilverdink– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. 3]
| |
[pagina 3]
| |
Hans, door die taal in vuur geraakt,
Grijpt dadelijk een' degen;
En rukt, zich - zelf geen meester meer,
Zijn' boozen vijand tegen.
‘Halt, halt!’ - zoo riep een groote troep
Van mannen, vrouwen, knapen,
Die voor de deur en binnen 't huis
Naar beiden stond te gapen:
‘Grij ziet toch wel, dat uw partij
Niet klaar is om te vechten;
Eerst dán, als hij gewapend is,
Kunt gij uw zaak beslechten.’
Maar Hans, geheel en al verwoed,
Was doof voor deze rede,
En hield, gelijk een oorlogsheld,
Zijn' degen uit de schede.
| |
[pagina 4]
| |
Zijn vijand trad verschrikt terug,
En achtte zich verloren.
‘Halt!’ - riep hij angstig - ‘stoot niet toe,
Wil toch naar rede hooren.’
En Hans had, woedend en verstoord,
Hem 't leven wis ontnomen,
Zoo niet meteen een bleekershond
In 't midden was gekomen.
En Hans, zoo dapper als hij scheen,
Liet straks, ten spot van allen,
Door 't keffen van den bleekershond,
Verschrikt den degen vallen.
De hond vloog daadlijk toe op Hans,
En beet hem in de beenen;
Nu barstte een elk in luid gelach,
En Hans ging schaamrood henen.
‘Nu wil ik nooit weêr vechten, nooit!’
- Zoo sprak hij - ‘nooit mijn leven!
En raak ik ooit weêr in geschil,
'k Wil mij gewonnen geven.’
|
|