Loontje komt om zijn boontje, of Het droevige slot der guiterijen van Hans-kijk-in-de-wereld
(ca. 1848)–J.W.A. Hilverdink– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. 1]
| |
[pagina 1]
| |
Wij hebben Hans, in 't vorig boek,
Zijn' meester zien verlaten;
Nu zwierf hij, als een vagebond,
Langs grachten en langs straten.
‘'k Ben dokter en hansworst geweest,
En pruikenmakersjongen;
'k Heb zelfs me als slepersknecht verhuurd,
Door hongersnood gedrongen;
'k Ben huisknecht en pierrot geweest -
Geen mensch was mij genegen -
Kwakzalver, ja zelfs muzikant,
Maar 't liep mij alles tegen.’
Zoo klaagde Hans, maar dacht niet hoe
Hij steeds in onheil raakte:
Hoe hij, door eigen pligtverzuim,
Het zelf er steeds naar maakte.
| |
[pagina 2]
| |
‘'k Wil schilder worden’ sprak nu Hans,
En huurde straks een woning;
Daar werkte hij, zoo goed hij kon,
En kreeg zeer ruim belooning:
Maar schilders, zoo als ieder weet,
Zijn wel eens vreemde kwanten,
En Hans was weergaâs in zijn' schik
Met deze rare klanten.
Doch spoedig kreeg hij 't zeer te kwaad
Met een' van deze heeren,
Die, om en woord of wat verschil,
Met Hans wou duelleren.
‘Ik kan’ - sprak Hans, geheel verschrikt -
‘Niet schieten en niet schermen;
Want vechten heb ik nooit geleerd....
Wil mijner u ontfermen!’ -
‘Ha!’ - dacht zijn vijand - ‘dat komt goed,
Dat's koren op mijn’ molen....
‘Neen! vechten’ - riep hij - ‘geen pardon!
Kies, degen of pistolen!’
|
|