| |
| |
| |
Het land van de mathematische formule:
De Verenigde Staten
Men behoeft waarlijk geen detective te zijn om te concluderen, dat Arthur Conan Doyle met zijn Sherlock Holmes zichzelf portretteerde zoals hijzelf zo graag zou zijn geweest. Misschien is het wel geweest om zijn eigen wensdroom te beveiligen, dat hij zich zo verachtelijk over zijn eigen schepping uitliet. In zijn hart zal hij hem vast niet minder hebben bewonderd dan de enthousiaste lezers die Doyle's serieuze schrifturen maar heel koel ontvingen en bijzonder vijandig stonden tegenover zijn spiritistische betogen, maar die niet genoeg konden krijgen van de successen van de vernuftige Sherlock Holmes.
Als model voor deze grandioze detective heeft één van Conan Doyle's leermeesters gestaan: professor John Bell, hoogleraar aan de medische faculteit van de Universiteit van Edinburgh, die Conan Doyle en zijn medestudenten placht te vermaken met zijn snelle conclusies over beroep, gewoonten, karakter en levensomstandigheden van binnentredende nieuwe patiënten. Zulk een opmerkingsgave moet Conan Doyle zeer hebben bewonderd, maar om van Sherlock Holmes de meesterspeurder te maken, moet de schrijver die opmerkingsgave toch minstens zelf ook hebben bezeten. Wij mogen wel aannemen dat Conan Doyle een scherpzinnig man is geweest.
In het jaar 1894 nu, bezweek Conan Doyle voor een aanbod om in de Verenigde Staten uit zijn eigen werk te komen voorlezen. Dat was in die dagen een hachelijke onderneming, want de verstandhouding tussen Engeland en Amerika was nog steeds geprikkeld. In Engeland gold Amerika als een raar, een wild en onbeschaafd land, waar de afschuwelijke ‘spittoon’ een voorname plaats innam, en Amerika beantwoordde die minachting
| |
| |
met spot over de aanstellerige Engelsen met hun monocles, fantasievesten en hun geaffecteerde uitspraak.
Men mocht elkaar niet zo erg - maar toch nodigde dat barbaarse Amerika gaarne beroemde Engelse schrijvers uit om lezingen en voordrachten te houden en de hoge honoraria en de aangeboren nieuwsgierigheid van schrijvers deden menig auteur moed vatten. Zo volgde Conan Doyle het voorbeeld van Charles Dickens en William Thackeray en ging naar Amerika voor een ‘lecture tour’.
Nu bleek duidelijk, dat Sherlock Holmes alleen maar een papieren held was: de meester-speurder had de berichten over de jonge republiek precies zo kritiekloos geaccepteerd als de lezers die hij met zijn scherpzinnigheid placht te verbluffen. Eerst in Amerika aangekomen kwam Conan Doyle tot de ontdekking dat dat griezelige land heel normaal en gewoon was en dat het beeld dat men er zich in Europa van had gevormd volkomen onzinnig was. Zijn brieven naar huis gewagen voortdurend van zijn bewondering en genegenheid voor Amerika en zijn verontwaardiging over de malle sprookjes, die men elkaar in Engeland over de Amerikanen op de mouw speldde. Toen al dus was zulk een scherpzinnig man het machteloze slachtoffer van de verdichtselen en onjuistheden die - ook in die tijd - over Amerika, en door Amerika, werden verbreid en was zijn eerste bevinding, dat Amerika geheel anders was dan hij had gedacht en zelfs als Amerikanen het hadden geschilderd. Van alle bizarre en excentrieke verhalen bleek weinig waar te zijn en dat weinige maakte minder indruk dan het gewone, het normale, het helemaal niet-uitzonderlijke.
Deze dagen, een halve eeuw later, gaat het de meeste reizigers niet anders; de tegenstelling tussen mythe en werkelijkheid is hoogstens groter geworden en dat laatste is vreemd. Het is niet ongewoon, dat er een kloof bestaat tussen de reputatie van een land en de werkelijkheid; dat is, zou men kunnen zeggen, de natuurlijke toestand. Reizigers vertellen graag vermakelijke verhalen en leggen nadruk op het bijzondere dat zij hebben gezien. Anderen vertellen dat verder en zo is het gebruikelijk, dat het kleine kleurige detail van een vèr land, elders als het meest kenmerkende geldt. Maar Amerika is geen
| |
| |
ver land meer en wat nog opvallender is: het is een land dat als geen ander bereid is inlichtingen te verschaffen, voorlichting te geven en te vertellen hoe, en hoe heerlijk en voortreffelijk, het er wel is.
Het is wel kennelijk de vraag wie zijn innerlijkste wezen het beste verbergt: de zwijgzame en geslotene of de vrolijke babbelaar die van niets een geheim maakt. Het staat lang niet vast dat men het meeste weet en begrijpt van de openhartige en het minste van de geslotene, want men maakt evenveel fouten bij gissingen als bij analyses van bergen materiaal. De Verenigde Sovjet-republieken zijn nors en gesloten, geheimzinnig en zwijgzaam; de Verenigde Staten van Amerika houden open hof. Het resultaat is voor de buitenstaander minder verschillend dan men zou denken.
De V.S. is een vulkaan van informatie. Dagelijks vloeit een kokende lavastroom van berichten over de wereld. Via radio en pers, in woord en geschrift. Miljoenen kranten en tijdschriften, pamfletten, overzichten met cijfers en verklaringen, toelichtingen en uiteenzettingen, toespraken van voor- en tegenstanders, boeken, boekjes, folders, vertellen over de Verenigde Staten en wie iets niet heeft begrepen of nog een decimaal meer wil weten, behoeft maar aan te kloppen hij een van de duizenden bureaus en zijn vinger op te steken en hij heeft een brave en toegewijde ambtenaar gelukkig gemaakt, alleen omdat er waarlijk iemand schijnt te zijn die al die moeite apprecieert. De gigantische machinerie komt in beweging. Omdat de machinerie zo enorm is kan het maanden duren voor het antwoord komt. Maar het komt. In enorme afmetingen. Wie een cijfer vraagt krijgt een statistiek, wie een statistiek vraagt krijgt een boek, wie een boek vraagt een bibliotheek, wie een enveloppe vraagt krijgt een kist.
Het resultaat is eigenlijk een beetje bedroevend. Met een beetje goede wil kan men in iedere plaats van de wereld waar de huizen verdiepingen hebben en een tram rijdt, de intiemste cijfers over Amerika naslaan en in weerwil van al het geld, alle inspanning, alle openhartigheid en toewijding, blijkt nauwelijks één Europeaan die het land niet heeft gezien, zich een duidelijke voorstelling van Amerika te kunnen maken en hij heeft
| |
| |
die dan ook niet. Geen duidelijke of onduidelijke; meestal bepaald een geheel verkeerde. Niettegenstaande al die inspanning is ook nu de Europeaan die Amerika bezoekt even verbaasd als Sherlock Holmes. Het is anders dan men hem had verteld: het is normaler en gewoner en logischer. Het schijnt alsof niemand nu juist datgene waar het om gaat duidelijk heeft kunnen vertellen. Bij zijn eerste bezoek is iedere reiziger nog steeds zijn eigen particuliere Columbus. Hij doet een ontdekkingsreis en het is zelden dat de eerste ontdekking niet is: dat het land gewoner, normaler, echter, vertrouwder is dan het van veraf scheen.
Ook dat werkelijke Amerika is zeer goed beschreven. Het is niet gebrek aan deugdelijk materiaal dat dit misverstand doet ontstaan. Het komt - dunkt mij - omdat het goede deugdelijke materiaal wordt bedolven onder een stroom van nonsens en gevaarlijke, eenzijdige, ondeugdelijke en bedrieglijke schilderingen. Het komt omdat de Amerikanen zelf niet bedenken wat voor indruk veel van hun materiaal maakt. Het komt ook omdat zij meesters zijn in het héél goed maken van slechte reclame en omdat zij geen realisten zijn, want het is voornamelijk uit Amerikaanse bronnen zelf, dat de Europeanen de verkeerde voorstellingen van Amerika putten. De stroom van boeken, tijdschriften en films is de voornaamste schuldige. Zij - die boeken en tijdschriften en die films - zijn voor Amekanen bedoeld. Voor mensen die weten dat wat daar wordt beschreven of getoond geen werkelijkheid is, maar amuseren wil. Dat het dient ter verstrooiing en ter afleiding, of dat het een ideaal toont. De Europeaan weet dat niet. Hij denkt met zijn detectiveboeken in de hand dat Amerika maar een vreemd en gevaarlijk land is. Hij heeft uitdrukkingen geleerd, die geen normale Amerikaan ooit gebruikt. Hij denkt dat Amerikanen in citaten praten, ‘hard boiled’ zijn en ‘tough’, en in ironische ‘understatements’ spreken. Dat ze allemaal wat koel en cynisch zijn en als hij de films volgt denkt hij waarlijk nog dat ze grappig zijn. Terwijl Amerika een bijna humorloos land is, met een simpele ernstige toon en geen enkele kelner gediend zou zijn van de grapjes die de Europeaan uit Amerikaanse films heeft geleerd te aanvaarden als de normale toon in Amerika.
| |
| |
Het ergste zijn de advertenties. Vooral de gekleurde in de tijdschriften. Amerikanen weten wel, dat die het ideaal voor ogen toveren. Dat moet wel in dat snel levende land dat voornamelijk aan de toekomst denkt. De Europeaan denkt dat Amerika er helemaal zo glanzend en kleurig en volmaakt uitziet. Prachtige glimmende keukens, glimmende kamers, glimmende auto's, glimmende ijskasten en het eigendom van slanke vitale glimmende mensen.
Diezelfde glimmende mensen die de film voortovert. Allemaal miljonairs, allemaal landhuizen, allemaal auto's, allemaal cowboys, allemaal gangsters.
Tegen die verleidelijke kleurendrukken en technicolor - die op zichzelf niet leugenachtig zijn - verbleekt het beeld van de werkelijkheid. Een werkelijkheid met 98 procent hele gewone normale mensen, wier emoties en gewoonten geen haar anders zijn dan die der Europeanen. Die net zo dol op hun kinderen zijn en net zo gesteld op hun ouders en net zoveel last hebben van warmte en stof, net zoveel moeite doen om geld te verdienen, net zo forensen, net zo praten en denken, net zo lijden en tobben en aan dezelfde kleine genoegens hangen als de normale mensen in Europa. Misschien hebben ze iets vlugger een auto - maar dat maakt hen in Amerika niet anders dan een Europeaan. Misschien zijn ze welvarender - het is nog maar de vraag - maar het is een gevaarlijk en onzinnig denkbeeld, dat ze fundamenteel anders zouden zijn dan Europeanen en het is jammer dat die, ook voor Amerika uitzonderlijke, pieken in Europa als het normale worden beschouwd. Men hoort wèl van opzienbarende echtscheidingen van neurotische filmsterren en decadente erfgenamen - maar dat is niet normaal. Normaal is dat de jonge Amerikanen veel sneller trouwen en trouwen willen en een gezin willen stichten en graag snel kinderen willen hebben en dan goede trouwe echtgenoten zijn, die niet over scheiden peinzen - waarschijnlijk minder dan Europeanen - en dat zij de escapades van die filmsterren en erfgenamen net zo gek vinden als wij. Men hoort wèl van beroemde oliemensen die plotseling miljonair worden, en krantenjongens die het tot magnaten in de geldwereld en de industrie brengen; maar veel minder van de gewone normale Amerikaan, die een vak leert
| |
| |
en dat rustig beoefent, zonder ooit schatrijk te worden en die net zo rekent als een Europeaan en voor zijn oude dag zorgt en zich het hoofd breekt om zijn kinderen een goede opvoeding te geven.
Wie dat gewone leven beschrijft - en het is gedaan - vindt minder lezers dan de karikaturist. Wie er een film over maakt, trekt minder kijkers dan de regisseur die het uitzonderlijke en het fantastische vertoont. En de Amerikanen in Europa spreken dat alles niet tegen: zij zijn op reis en verhalen als alle reizigers met trots en overdrijving van hun eigen land en bemerken ook wel dat hun hoorders aan hun lippen hangen wanneer zij het bijzondere, het kleurige, het opvallende vertellen.
Men vertelt graag en veel over de gewoonte van hele jonge kinderen om ‘dates’ te maken en veel uit te gaan en vandaar is het maar een klein stapje naar de gruwelverhalen over de ‘non virginity’ clubs van wat losgeslagen jonge meisjes; het zijn allemaal weer verschijnselen die bij nader inzien in het kader van het land normaal zijn of zo weinig voorkomen, dat ze uitzondering zijn. Maar men verhaalt minder graag van de knutselzucht der Amerikanen die er verzot op zijn een gedeelte van de kelder als werkplaats in te richten om er huishoudelijke reparaties te verrichten en een prachtig handig instrumentarium is hun trots en glorie. En als men daarvan verhaalt, dan toch hoofdzakelijk om duidelijk te maken hoe duur de vakbeweging de handenarbeid heeft gemaakt, zodat de Amerikanen de eenvoudigste herstellingen op vrije zaterdagen en zondagen zelf moeten verrichten - wat ook wel weer voor een gedeelte waar is, maar de grondslag van huiselijke nijverheid en liefhebberij uit het beeld vaagt. Terwijl die er bepaald ook bij hoort. Bewust of onbewust, ervaart de Europeaan bij zijn eerste bezoek vooral daarom het gewone. Het is een reactie op de griezel- en prikkellectuur.
Ik heb mij die ervaring duidelijk gerealiseerd bij een bezoek aan de persconferentie van president Truman en te dier gelegenheid ook de verleiding waar de berichtgevers aan bloot staan begrepen. President Truman dwong door zijn carrière nauwelijks gezag af. In Amerikaanse dagbladen verzweeg men waarlijk niet, dat hij enige tijd in een herenmodewinkel had
| |
| |
gewerkt en dat hij bevriend was geweest met politieke racketeers en daar zijn senatorenzetel aan had te danken. De dassen en de politieke racket kenmerkten hem derhalve tot wijd over de grenzen. Op een persconferentie waar hij de Washingtonse correspondenten van de Amerikaanse pers ontmoette, stelden enkele journalisten hem de triviaalste vragen waar hij met zekere goedmoedigheid ook op antwoordde. Volkomen onbelangrijke vragen, waar hij volkomen onbelangrijke antwoorden op gaf. Stof genoeg om enkele fijne trekjes aan de karikatuur toe te voegen.
Maar men zou ook door iets anders kunnen worden getroffen, want deze president dwong zichtbaar, voor allen duidelijk en geheel natuurlijk een diep respect af. Om zijn persoon en om zijn ambt. Het is waar, dat hij tijdens zijn politieke opleiding had geleerd steeds te glimlachen, maar belangrijker was dat op die conferentie bij gewichtige vragen die grimas van zijn gelaat verdween en men een ernstig nadenkend man voor zich zag, van wie men terstond begreep dat hij gezag kon doen gelden. Aangrijpingspunten genoeg om het abnormale te schilderen, maar in de grond van de zaak een geheel natuurlijke toestand. Een ernstig man vervult een hoog ambt en wordt met respect behandeld. En misschien omdat dat het natuurlijke en gewone is bericht men gaarne over het ongewone.
Normaal en gewoon, maar toch... anders. Het is gemakkelijker te stellen, dat de karikatuur niet juist is, dan aan te geven waarin nu dat ‘toch anders zijn’ zit. Het is nog moeilijker het te verklaren en die nuance daarmee eerst geheel duidelijk te maken. Terwijl ze toch voor het onderling begrip in de beschavingsgemeenschap van het Atlantisch bekken belangrijk is en alle deelnemers even duidelijk en vertrouwd zou moeten zijn, als de nuances die Engelsen, Fransen en Duitsers van elkaar doen verschillen, terwijl hun deelgenootschap aan eenzelfde beschaving vaststaat.
Vermoedelijk geeft de uitzonderlijke totstandkoming van het Amerikaanse volk het antwoord. Zowel in positieve als in negatieve zin. De feiten leveren verklaringen op, maar ook al datgene wat bij die totstandkoming niet is geschied en het ver-
| |
| |
leden van andere volken wèl kenmerkt. Het Amerikaanse volk is niet geboren en opgegroeid als andere volken. Het is anders verwekt en het heeft een andere jeugd gehad.
Het Amerikaanse volk is de vrucht van kunstmatige inseminatie, om een moderne term te gebruiken. Het ziet niet terug naar een ver en grijs verleden, waarin primitieve stammen en groepen van stammen in een half-animale schemerige geheimzinnige wereld leefden, vol van taboes en angsten. In een gedeeltelijk sacrale maatschappij, waarin de priesters ook vorsten en de vorsten ook priesters waren en de wereld was bevolkt met demonen en afgoden. Het ziet niet terug op een worsteling uit die primitieve maatschappij naar helderder inzicht en naar klaarder begrijpen. Een worsteling die men kan indelen in periodes waarin de rede of de mystiek, het avontuur of de inkeer, macht en geloof elkaar afwisselden. Een duizendjarige geschiedenis waarin telkens weer wordt teruggegrepen op de denkbeelden van vroegere periodes, tot het heden waarin wij nu leven. Een heden, dat onlosmakelijk verbonden blijft met die hele lange wordingsgeschiedenis, die niet weg te denken is en nog duizenden sporen in het heden heeft achtergelaten. Duizenden taboes, heilige huisjes, archaïsche denkbeelden, schimmen en altaren die toch weer plotseling kunnen worden vereerd en waar men weer op kan teruggrijpen. Moderne volken zijn gefatsoeneerd door die geschiedenis. Hun uiteindelijke afkomst uit een of meer stammen is nog traceerbaar. Duizenden toevallige vermengingen en toevoegingen zijn bekend. Hun gezamenlijke avonturen zijn beschreven. Zij zijn daar de vrucht van. Ontelbare elementen en factoren bepalen het heden. Duizenden raskenmerken, karaktertrekken en ervaringen zijn van geboorte tot wasdom in het volk verwerkt en duizenden jaren van belevenissen hebben dat gestempeld.
Zo is het de Amerikanen niet gegaan.
In betrekkelijk korte tijd verzamelde zich op het grondgebied van wat nu de Verenigde Staten is gaan heten, een groep die niet door ras of door eeuwenlange vermenging was geselecteerd en gekenmerkt, maar die bestond uit individuen van allerlei volken en rassen, maar met één gezamenlijk criterium: lust of noodzaak uit hun eigen maatschappij te treden en daarom goed-
| |
| |
deels met één gezamenlijke karaktertrek: een grote mate van initiatief en energie en een geringe aanhankelijkheid voor hun oude maatschappijverband.
Zouden zij die trekken al niet hebben, zij zouden ze wel krijgen, want zonder die zouden zij zich niet kunnen staande houden bij de openlegging van het land. Of zij hun vaderland al hadden verlaten omdat zij hun God niet naar hun eigen wens mochten aanbidden, omdat zij er het brood niet konden verdienen, omdat de justitie hen op de hielen zat of kortweg het avontuur hen trok of de traditie in hun vaderland hen verstikte, over één ding moesten zij wel beschikken: moed. Want men kwam er niet zonder moed. De uitgeweken of weggestuurde slappeling kon zich regenereren, of: ten onder gaan.
De tegenstelling is uiteraard niet absoluut.
Ieder volk is herhaaldelijk fysiek en psychisch geselecteerd: door epidemieën, door oorlogen, door onderdrukkingen. Maar die selectieperioden troffen toch altijd een min of meer historisch gegroeide en geschakeerde groep. Zulk een strenge slelectie op enkele eigenschappen als het volk van de Verenigde Staten heeft nauwelijks één ander volk ondergaan - zelfs in Zuid-Afrika, Australië en Canada geschiedde de selectie minder streng en werd de navelstreng met het volk van herkomst nimmer geheel doorsneden.
Deze wordingsgeschiedenis verklaart de grote uniformiteit van de Amerikanen - ondanks hun herkomst uit zovele rassen en nationaliteiten - hun praktische zin, hun voortvarendheid en ook hun opvallende vrijheid van inhibities en bijgeloof.
Ook deze vaststelling is niet absoluut en niets is gevaarlijker dan het te doen voorkomen alsof Amerikanen uit grote steden, kleine stadjes en dorpen helemaal precies hetzelfde zijn. Niets is dwazer dan het te doen voorkomen alsof er geen grote verschillen bestaan tussen de mensen uit Nieuw-Engeland, het zuiden en de westkust. Verschillen in afkomst en de invloed van het milieu hebben zich doen gelden, maar al zijn ze verschillend, ze hebben meer met elkaar gemeen dan Italianen uit Apulië en Piemont en de Fransen uit de Provence en Gascogne. Ze hebben meer gemeen dan een Hamburger en een Beier. Ze hebben meer met elkaar gemeen, en hun verschillen zijn geringer.
| |
| |
Géén herinnering aan een schemerig mystiek verleden derhalve, géén herinnering aan een sacrale gemeenschap: noch in oude geschriften, noch in de overlevering, noch in ruïnes. Het land zelve herinnert de bewoners niet aan een verleden. Het ziet er uit alsof het niet in bezit is genomen en alsof het niet het eigendom der mensen is. Er zijn enkele streken waar men restanten van oude beschavingen kan zien, maar dan zijn het beschavingen waar de tegenwoordige Amerikanen zich niet mee verbonden voelen. Voor het overige blijft het bij wat Indiaanse romantiek, waar de tegenwoordige bewoners nog vreemder tegenover staan. Die weinige sporen van vroegere bewoners, daar houdt het mee op. En al wonen de Amerikanen nu al meer dan honderd jaar in hun land en al doet hun vaderlandsliefde niet onder voor die van oudere volken en al hebben zij er grote steden en eindeloze wegen en vele grote werken opgebouwd, zij hebben het niet zo kennelijk tot hun eigendom gemaakt als dat in oude landen door oude volken is geschied. Hun wegen lopen niet over de tracés van eeuwenoude militaire wegen of postwegen. In hun beboste hellingen vindt men geen vage sporen van herderspaden. Aan de kromming van een rivier ligt geen ruïne van een feodaal kasteel, dat tol hief en de streek knechtte, maar ook beveiligde en er een eigen gestalte aan gaf. Er zijn geen ruïnes van tempels, van bedevaartplaatsen of heilige oorden.
De Amerikaanse klassieke tijd, dat is de tijd van de ‘frontier’. De tijd waarin een kleine groep krachtige mensen in korte tijd in het land drong. De deugden van die tijd waren: moed, vindingrijkheid, oorspronkelijkheid, beweeglijkheid. Dat zijn nog steeds de Amerikaanse idealen. Zij maken het volk zo ‘uninhibited’. Bij wat zij toen ondernamen, en bij wat zij nu ondernemen, worden zij niet geremd door restjes bijgeloof en bij wat zij willen doen behoeven zij nimmer rekening te houden met dode overlevering, die in oude landen nog steeds sommige handelingen verbiedt en andere aanbeveelt.
Dat vrij-zijn van inhibities wil zeggen: vrij van de inhibities, die oude volken kennen. In hun korte leven hebben zij vanzelfsprekend hun eigen formules opgesteld. Hun oorspronkelijkheid en vrijheid vallen alleen op als men ze vergelijkt met oude vol-
| |
| |
ken. Zij zelve zijn inmiddels gebonden door de vormen, die zij in vrijheid in dat lege land hebben geschapen.
In de Amerikaanse structuur heeft de verovering van het land twee kenmerken achtergelaten die eigenlijk elkaars tegenpolen zijn. Aan de ene kant nog steeds die hang naar beweging, naar oorspronkelijkheid en naar snelheid. Die ‘hunger for sudden performance’, zoals Emerson dat noemt.
Het hele land lijkt daardoor voortdurend in beweging. Er zijn geen magische of mythische beletselen en er is aan de andere kant die grote lijst van successen door onvervaard de hand aan de ploeg te slaan. Als men iets wìl, dan kan men het bereiken; de lust om iets te bereiken leeft sterk. Nog kort geleden hebben oudere generaties wildernissen ontsloten, Indianen bevochten, land bouwrijp gemaakt, paarden getemd, steden uit de grond gestampt en dat moedige leven te imiteren is het ideaal gebleven. Die trek geeft aan de Amerikaanse samenleving niet alleen dat beweeglijke karakter, maar zij maakt haar ook zo weinig realistisch - maar de Amerikaanse samenleving is niet onrealistisch omdat zij romantiseert of droomt, maar omdat zij fantaseert over de toekomst. Het is een fantasie binnen zeer rationele grenzen, maar de grenzen zijn ruim getrokken, omdat de ervaring heeft geleerd dat er met inspanning en intelligentie maar weinig onbereikbaar is. Een beweeglijk volk leeft voortdurend in de (nabije, maar dan toch) toekomst. Als zij tonen wat zij bereikt hebben, volgt daar snel op de schildering van wat zij zich nog voorstellen te doen.
Aan de bezoeker doet het zich daarom voor als een beweeglijk, rusteloos volk.
Die beweeglijkheid en die rusteloosheid en die oorspronkelijkheid worden echter geremd door een andere trek uit die beginperiode. Men krijgt de indruk, dat de Amerikanen er zich goed van bewust zijn, dat de successen van hun voorouders slechts mogelijk waren door een zeer bepaalde aanpak der problemen. Er zat in de verovering van het land een systeem. Dat systeem hebben zij overgenomen en passen zij nòg toe. Ieder probleem kan men oplossen: als men het onafhankelijk en vrijmoedig beziet en tradities, gebruiken en eerbiedwaardige gewoonten de oplossing niet in de weg staan. Er is echter één
| |
| |
belangrijke voorwaarde: het probleem moet vooraf zorgvuldig worden bestudeerd en geanalyseerd en het succes is afhankelijk van de zorgvuldigheid waarmee een plan wordt opgesteld, dat dan ook zonder afwijkingen en in alle consequenties moet worden uitgevoerd.
Het is het land van de mathematische aanpak der dingen geworden; dat is een erfenis van het heroïsche tijdperk van de schepping van het land. Ook die voorouders hebben het leven in de oude wereld niet gekopieerd. Zij hebben het leven van de oude wereld niet voortgezet en zij hebben het leven der inheemsen niet gekopieerd. Zij hebben zich van het begin af aan losgemaakt van alles wat primitief was en gebruik gemaakt van alle nieuwe mogelijkheden en van organisatie om in een grote greep het land te overweldigen. Niet dus door te groeien uit de primitiviteit, maar door consequente toepassing op grote schaal van moderne denkbeelden. Een afwachtende houding aannemen, oude gewoonten eerbiedigen, doorwerken in een sleur in de veronderstelling dat er wel iets zal gebeuren, is hun een gruwel. Micawber is hun tegenpool. Zij zweren bij blueprints. Zij houden niet van improviseren. Zij houden niet van risico nemen. Zij vertrouwen niet op het gelukkige ogenblik. Men ziet dat systeem het best als men nagaat wat er gebeurt wanneer een Amerikaanse industrie wordt opgericht of een nieuw produkt in de handel gebracht. Het is hun niet voldoende om te vermoeden, dat een produkt succes zal hebben en het is niet voldoende te weten dat het goedkoop kan worden geproduceerd en waarschijnlijk wel een lonende prijs zal opbrengen. Al deze vermoedens worden eerst stelselmatig onderzocht. Een researchbureau maakt een ‘market-analysis’. De markt wordt vastgesteld en op haar samenstelling onderzocht. Uit die samenstellende delen worden ‘monsters’ genomen. De typische groepen van klanten worden ondervraagd. Hun belangstelling wordt gemeten en hun oordeel gevraagd over kwaliteit en uitvoering - in verband met de prijs. De vraag en de prijzen worden in een curve gezet. Aan de hand van die curve wordt tot de prijs besloten. Nu wordt naar die prijs berekend hoeveel de fabriek mag kosten, hoeveel de machines, hoeveel het arbeidsproces. Er wordt nog steeds niets anders gedaan dan ge‘planned’. Nu
| |
| |
volgt de ‘tooling’. De machines en de gereedschappen worden speciaal voor dat proces geschetst en er wordt berekend of het proces die ‘tooling’ kan verdragen. Wanneer de voorbereiding gereed is en de hele blueprint klaar, wordt al of niet besloten tot uitvoering over te gaan. En nu komt het merkwaardige: als tot uitvoering wordt besloten en in de beginperiode de resultaten bij de verwachtingen ten achter blijven en het bedrijf ‘in the red’ komt, maakt niemand zich bezorgd. Het is uitgesloten, dat er iets verkeerd gaat. De markt is gemeten, de prijs ligt goed en het kan niet anders of het zal goed komen.
Dat is - dunkt me - wel heel anders dan de Europeaan zich voorstelt, ook al omdat de consequenties zo vanzelfsprekend worden aanvaard. Het is in Malakka voorgekomen, dat een Amerikaanse firma een produkt introduceerde waarvoor een ruime markt bestond die al gedeeltelijk door Europeanen werd bediend. De Amerikaanse firma bood haar produkten tegen lagere prijs aan dan de Europeanen en dezen meenden de Amerikanen er een dienst mee te bewijzen met hen te waarschuwen dat zij hogere prijzen konden bedingen.
De Amerikanen begrepen dat niet. Zij vonden het voorstel van de Europeanen vreemd. Dit is toch de prijs, meenden zij. Omgekeerd is het voorgekomen, dat een Amerikaanse firma een recht aan verschillende landen wilde verkopen. Toen één der interessenten zich beklaagde over de te hoge prijs, haalden de Amerikanen een kaart tevoorschijn waarop zij met spelden met verschillend gekleurde knoppen de prijzen hadden aangeduid, die het recht in de verschillende landen moest opbrengen. Toen zij zich er van hadden laten overtuigen dat de prijs voor dat bepaalde land te hoog was, achtten zij het vanzelfsprekend dat een eventuele verlaging moest worden gecompenseerd door een verhoging elders - maar zij deden dat ongaarne omdat zij zich niet goed konden voorstellen, dat hun berekeningen onjuist waren geweest. Zij konden zich met moeite losmaken van de eenmaal door hen gekozen mathematische formule.
Men moet van die mathematische formule niet als een wet van Meden en Perzen denken. Het is natuurlijk niet zo, dat er in Amerika geen enkel risico zou worden genomen of aan geen
| |
| |
enkele prijs iets te doen zou zijn. Zo wit-zwart is de tegenstelling niet. Het vertrekpunt echter is de mathematische formule en als men de Amerikaanse houding wil begrijpen, dient men er van uit te gaan dat hun zienswijze in laatste instantie altijd is gebaseerd op een weldoordacht en zo goed mogelijk berekend plan. Dat principe van de mathematische formule is het meest kenmerkende van de Amerikaanse maatschappij en daarin verschilde zij aanvankelijk veel, nu iets minder, van de Europese.
Men vindt het overal en in allerlei vormen. Ze is de grondslag van de Amerikaanse benadering van vrijwel ieder probleem. Natuurlijk kan ze in een levende maatschappij niet altijd volledig en in alle consequenties worden toegepast, maar ze is in beginsel altijd aanwezig. Men kan er vele verschijnselen die Europeanen verbazen, uit verklaren. Het is het land van de experts. Geen Amerikaan zal iets doen zonder zich aan alle kanten te laten voorlichten. Daardoor lijkt de samenleving, zo lang de beslissing niet gevallen is, dikwijls star en bureaucratisch. Zolang alle factoren nog niet zijn onderzocht en het licht nog niet op groen staat, gebeurt er niets. Het lijkt alsof de kracht van de persoonlijkheid niet telt. Zij telt ook niet als energiebron die, met grote verspilling van kracht, intuïtief doorzet. Dat is niet het soort persoonlijkheid, dat in Amerika succes heeft. De sterke persoonlijkheid in Amerika is de onvermoeide planner, die de mathematisch onderzochte weg zo efficiënt mogelijk aflegt.
Ook daar waar het persoonlijke inzicht, het subjectieve oordeel, het niet-berekenbare, een rol zou kunnen spelen, tracht men het nog zoveel mogelijk met de mathematische aanpak te meten, cijfermatig te omschrijven en te leren kennen. Een van de moeilijk te bepalen zaken is vanouds de mening, de smaak en de reactie van de groep, van de massa. Ook die trachten de Amerikanen te meten. Zij hebben daarvoor de opinie-onderzoeken ontworpen en hun doel is de publieke mening vooraf te leren kennen. Zij willen niet vertrouwen op geluk, op toeval, op de gelukkige hand, maar op de meting. Tot aan de karikatuur toe. Hun amoureuze en erotische gewoonten zijn niet door psychologen of door dichters beschreven, maar statistisch verwerkt in het Kinsey-report, dat de meest intieme en subtiele gevoelens
| |
| |
van een volk heel objectief wetenschappelijk wilde vaststellen. Dat is de oorspronkelijkheid en de vrijmoedigheid wel ver gedreven, maar het zou onjuist zijn zo'n rapport te zien als gecamoufleerde pornografie of de vrucht van de zonderlinge inval van een fanaticus: het is de logische consequentie van een samenleving, die gelooft in de grootscheepse ‘planning’ en die alleen gelooft in vrijmoedige, oorspronkelijke, nieuwe organisatie.
Het is niet verwonderlijk, dat de Amerikanen erbij zweren. Enkele generaties geleden hebben zij van de openlegging van een continent niet alleen een groot technisch succes gemaakt, maar die openlegging zou zelfs in het geheel niet mogelijk zijn geweest wanneer de maatschappelijke en economische problemen niet op die wijze waren aangepakt. Zelfs die harde kolonisatoren zouden ten onder zijn gegaan, wanneer zij zich langzaam uit primitieve levensomstandigheden omhoog hadden moeten werken. Wanneer zij hun eigen stoffen hadden moeten gaan weven en hun eigen meubelen waren gaan timmeren of hun landbouwgereedschappen, hun lampen, hun wapens of hun keukengerei per lokale kring waren gaan fabriceren. Zij zouden vermoedelijk zijn bezweken voor de heftige weerstand van het land en zeker zouden zij niet zo snel geslaagd zijn. In die tijd al geloofden zij in de mathematische aanpak. In die tijd ontwierpen zij hem en vervolmaakten zij hem en in die tijd werd hij de fetisch van Amerika. In die tijd werd de grondslag gelegd voor massaproduktie en voor massale distributie die elkaars voorwaarden zijn. In die tijd bleek het mogelijk alle economische en maatschappelijke moeilijkheden het hoofd te bieden, wanneer men op bijna mathematische wijze vaststelde wat het land nodig had en dan ook alleen dàt fabriceerde en distribueerde.
Dat heeft dit grote kapitalistische land niet alleen die voor Europeanen socialistisch lijkende planmatigheid gegeven, maar het ook gemaakt tot een land, dat feitelijk - alleen niet organisatorisch - op coöperatieve grondslag is opgebouwd. De Amerikanen zijn geen lid van een coöperatieve vereniging, maar hun grote materiële successen hebben een innige samenwerking op zuiver coöperatieve grondslag als basis. Van de tijd van de ‘frontier’ af tot nu is wat er feitelijk in dit land gebeurt dit: een
| |
| |
ondernemer zegt tot honderdduizenden landgenoten dat hij het voornemen heeft een goede patentolielamp, een eenvoudig ameublement, een goed jachtgeweer, een gilettemesje of een auto te gaan fabriceren en dat hij in staat is dat produkt voor redelijke prijs tot hun beschikking te stellen als zij allemaal meedoen. En hij kan dat stukje welvaart ook alleen bezorgen, als zij inderdaad allemaal meedoen. De befaamde ‘sales manager’ van wie men wel eens zegt, dat hij Amerika groot gemaakt heeft, en die in onze ogen tot in het absurde opgevoerde reclamebudgets, zijn daarom ook geen verspillingen. Integendeel: de sales managers en de reclame zijn onmisbaar. Uit naam van de coöperatie doen zij het aanbod en noteren zij de bestellingen. Hoe groter hun succes is, des te goedkoper wordt het produkt. Maar het is zelfs zó, dat de gehele welvaart ogenblikkelijk zou verdwijnen wanneer zij zouden worden uitgeschakeld. Zij zijn de voorwaarde voor het succes. Wie denkt dat de gemeenschap kosten zou sparen wanneer men ze uitschakelde, vergist zich. Het produktieproces zou weliswaar ontlast worden van het reclamebudget en de provisierekening, maar het zou een coöperatieve vereniging zonder leden worden en daarmee de mogelijkheid verliezen om zijn produkten af te zetten en derhalve ook om ze billijk te fabriceren.
Deze mathematische aanpak heeft vele consequenties. Zijn planning, zijn goedkope produktiewijze, de noodzakelijkheid een massale afnemersgroep te vinden, leggen beperkingen op. Zonder een ‘serie’ gaat het niet. Daaruit resulteert die voor Europeanen onwennige en griezelige eenvormigheid van de Amerikaanse produkten. Dat eenvormige massaprodukt is niet het resultaat van een proces van steeds verdergaande vervlakking. Wie het ziet, moet niet geloven dat hij er een indicatie in mag zien van een steeds verder afglijden naar lelijke doelmatigheid en dat dat proces zich nog zou voortzetten. Die eenvormigheid is niet een einde; zij is een begin. Alleen in die eenvormigheid is het mogelijk geweest die welvaart, in die kwaliteit, in die hoeveelheid en in die prijs aan het land te schenken. De tendens echter is niet naar beneden, maar naar omhoog. Wat men zich het duidelijkst realiseert als men de Ford-modellen op een rij
| |
| |
ziet staan. Daar is precies het omgekeerde mee gebeurd als met de Europese auto's, die oudergewoonte het eerst werden vervaardigd voor een toplaag en van die tijd af steeds verder werden vereenvoudigd.
Niettemin: de eenvormigheid blijft. Zelfs al nemen de schoonheid en waarde toe. Voor de vervaardiging van het uitzonderlijke produkt is geen ruimte en men staat zelfs tegenover het denkbeeld enkele stuks te maken zó vreemd, dat rijke Amerikanen de enkele stuks uit Europa moeten betrekken. Wanneer gefortuneerde Amerikanen de enkele stuks in Europa kopen, moet men niet denken dat zij dat doen uit een gevoel van minderwaardigheid of uit respect voor Europa of omdat Europa iets zou kunnen vervaardigen waar Amerika niet toe in staat is. Het is er door zijn systeem niet toe in staat. Het is er niet op ingesteld. De hoogste serie-auto in de luxeklasse is een Cadillac. Daarboven is de serie niet interessant meer. Zij wordt niet gemaakt. Wie zo gefortuneerd is geworden, dat hij boven de klasse Cadillac en minkbontjas stijgt, heeft de grens van de Amerikaanse series overschreden. Zonder afgunst ziet het Amerikaanse produktieproces hem de uitzonderlijke voorwerpen elders kopen.
De materiële welvaart is niet alleen eenvormig, zij is ook van middelmatige kwaliteit. Ook dat is een fenomeen, dat de Europeaan eerst later ontdekt. Afzonderlijke stuks die Europa bereiken gelden daar als bijzonder en als waardevol. Eigenlijk zijn zij dat niet. Zij zijn ook niet als zodanig bedoeld. Zij zijn niet in het klimaat van goede kwaliteit gemaakt. In hun formule is daar niet aan gedacht. Hun kwaliteit, hun levensduur, hun vorm zijn niet uit vrije wil verkozen. Zij zijn vastgesteld in samenhang met de factoren hoeveelheid en prijs. Zij zijn een onderdeel van het grote compromis. Zij streven niet naar de top. Zij vragen niet, dat men ze uitzonderlijk vindt. Ze zijn opzettelijk middelmatig, want alleen in hun middelmatigheid kunnen ze bestaan.
Een samenleving, die zich op zo'n grote schaal van middelmatige produkten bedient en die goeddeels doende is die middelmatige produkten te fabriceren en te distribueren en die ook bij het zoeken naar amusement of ontspanning - als zij zich dus
| |
| |
beweegt - eveneens is aangewezen op het ruimschoots aanwezige maar natuurlijk ook weer middelmatige amusement en de middelmatige ontspanning, moest wel noodzakelijkerwijs ook in haar geesteshouding, in haar gehele geestelijke structuur, in haar hele wijze van leven en denken, middelmatig worden. Groot in die middelmatigheid, maar ook middelmatig in haar grootheid. Formidabel in haar kracht als die massale middelmaat iets wil, maar hulpeloos wanneer niet de middelmaat maar het genie moet beslissen. Machtig genoeg om de laboratoria en de apparaten, de fabrieken en de steden om een atoombom te fabriceren in enkele jaren te scheppen, maar gedoemd om van Europese geleerden te horen hoe men het doen moet.
Het ideaal is ‘middle of the road’ en ‘reasonable’. Zo op het oog lijkt dat niet anders dan het bij ons in Europa is, waar het ook heet: ‘middelmaat siert de straat’. Maar er is toch een groot verschil. Het middenpad in Amerika is zo angstwekkend eng en er is zo weinig speling dat wie van dat middenpad dwaalt, direct in het luchtledig terecht komt.
Er is voor individualisering maar zo weinig ruimte. De Amerikaan die in Europa opvalt door zijn kleding of wijze van doen, valt alléén op omdat hij er in Europa uitzonderlijk uitziet, want ook het uitzonderlijke is in Amerika gestandaardiseerd. Uitzonderlijke kleding is ook een massaprodukt. Er is voor extremisme geen plaats. Wie niet meedoet, moet wel tot een heftig extreem vervallen en tot zulk een armzalig extremisme. Tot hoogst zonderlinge godsdienstbeoefeningen of tot een krampachtig verenigingsleven. Er is bitter weinig ruimte naast dat smalle pad. En het komt dan ook niet zelden tot primitieve rauwe explosies. Niet verfijnd, niet decadent, eerder brutaal. En dat is dan ook een reactie op geestelijke éénvormigheid.
Vanzelfsprekend is een onvermijdelijk gevolg van die pioniersafstamming, die mathematische formule en die volledige afwezigheid van een sacrale, weinig materialistische sluimer, een samenleving met een sterk materialistische inslag. Contempleren en nadenken en vegeteren is niet verachtelijk, maar toch ook niet geliefd. Academische titels worden verzwegen. Er is geen groter afstand denkbaar tussen het Duitse ‘Herr Professor’, dat men zich niet anders kan voorstellen dan met eerbied
| |
| |
uitgesproken, en de zorgvuldigheid waarmee een Amerikaans professor weet te verbergen dat hij een ‘egghead’ is.
Het denken in termen van geld en welstand is enorm. Men definieert een man door zijn inkomen en niet door zijn rente en niet door zijn academische graad. Geld verdienen is nooit verwerpelijk, maar zelfbeheersing en gevoel voor evenwicht zijn de Amerikanen ingescherpt en zo wordt het materialisme in evenwicht gehouden door een gezonde, redelijke belangstelling voor geestelijke zaken. Maar ook die is grof, weinig genuanceerd en weinig subtiel, wèl zeer intens en zo schept ze ook weer van die enorme prestaties. Kerken, tempels, publieke gebouwen en collecties worden weggeschonken als kleine broodjes. Als de belangstelling zich richt op een tak van kunst en wetenschap wordt ogenblikkelijk het beste aangetroffen. Maar het klimaat blijft nuchter en kil.
En toch is het verbazingwekkend hoe sterk de Amerikaanse samenleving door haar bureaucratische inslag op de Duitse lijkt, want Amerika is ook een bureaucratisch land. Dat komt ook door die veelvuldige en consequente toepassing van de mathematische formule. Het is groot geworden door het moedig opstellen van nieuwe formules, maar vooral door die consequent toe te passen. De regels waarin de formule is vervat zijn heilig. Men kan ze wijzigen; altijd, en geheel onverwacht, maar dan moet die wijziging behoorlijk zijn voorbereid. Zolang de regel niet gewijzigd is geldt ze onbeperkt. In de praktijk lijken de Amerikaanse en Duitse bureaucratie op elkaar, alhoewel de sfeer geheel verschillend is.
De regel, het wettelijk voorschrift of de dienstorder gelden in Amerika nauwgezet, maar niet omdat ze door een gevreesd gezag zijn vastgesteld of omdat de traditie of sleur het wil en evenmin omdat de ambtenaar er zijn macht en betekenis mee wil demonstreren. Ze worden nauwgezet nagevolgd en consequent toegepast, omdat men gelooft in de consequente toepassing van consequente regels. En daarom worden ook wijzigingen van de regels consequent toegepast.
Zo is er zoveel in Amerika dat precies lijkt op Europa met dat ene kleine verschil in geur, kleur, smaak of atmosfeer. Misschien staat dat hele kleine verschil het onderling begrip wel in
| |
| |
de weg. Hoe dat precies in elkaar zit proeft men het best als men Zeeuwse en Provençaalse kreeften heeft gegeten en een Amerikaanse geroosterde kreeft proeft. Ze lijken zoveel op elkaar en toch zijn ze anders.
Maar zo is het ook met de massafabricage in Amerika en in Europa. De massale fabricage van eenvoudige produkten van middelmatige kwaliteit volgt in Amerika op het stadium van het ‘niets hebben’, op het vacuum. Het was in Amerika het middel om van armoede tot welstand te geraken.
In Europa volgde zij op periodes van ongekende rijkdom en weelde en van bijzondere produkten en van superieure kwaliteit, bestemd voor een kleine groep, maar toch normatief. Voor Amerika is de massaproduktie de weg omhoog, maar voor Europa - in zeker opzicht - de weg omlaag. Voor iedere Amerikaan betekent massaproduktie vooruitgang, maar voor de bevoorrechte groepen in Europa betekent ze achteruitgang. Omdat het verdwijnende hoogtepunt normatief was, voelen de Europeanen, de massa dan, dat element van vooruitgang niet zozeer. De Europese massa heeft haar idealen ontleend aan de klassieke Europese welstand van de Europese aristocratie.
Het Amerikaanse progressieve humanisme, het moderne liberale kapitalisme lijkt precies op het gematigde Europese socialisme. Maar met welk een verschil! Het gematigde socialisme in Europa verloochent zijn marxistische afkomst niet en het klassenstrijdbeginsel geeft een geur aan het progressieve socialisme die Amerika helemaal niet kent. Maar in de praktijk is er maar bitter weinig verschil. Het innig kapitalistische Amerika heeft maatschappelijk-economische structuren, die precies lijken op typisch socialistische structuren in Europa. Het Amerikaanse kapitalisme is gebaseerd op planning - niet door de overheid, maar door allen -; er is één grote vrijwillige algemene planning, maar zonder het socialistische toporgaan. In feite geschieden de produktie en distributie op coöperatieve basis, maar zonder dat er een coöperatieve vereniging bestaat. Vakverenigingen bepleiten en bevechten de belangen der arbeiders, precies als in Europa, maar zij voelen zich geen leger in de klassenstrijd en streven niet naar overheidsgezag. De verschillen tussen rijk en arm zijn groter dan in Europa, maar omdat die rijkdom niet aan
| |
| |
een bevoorrechte klasse toebehoort en niet het stigma draagt van historische uitbuiting en overheersing, kan ze niet worden vereenzelvigd met geusurpeerd gezag en niet zo sterk worden gevoeld als aan anderen ontstolen en is de maatschappij vrij van die onaangename vijandige sfeer, die de landen waar de klassenstrijd is gepredikt, vergiftigt.
Tenslotte: een land, dat het niet makkelijk valt om, als wereldmogendheid en in een leidende positie, deel te nemen aan de internationale politiek. Hoeveel ‘mathematische formules’ hebben de Amerikanen al niet opgesteld: voor de Verenigde Naties, voor internationale samenwerking, voor koloniën, voor het Nabije Oosten, voor de beveiliging van het Westen, etc. En laten we realistisch zijn: ze hebben bijna geen van alle succes gehad. Arabieren, Indonesiërs, vooral communisten, handelden heel anders dan de Amerikanen hadden verondersteld. Kissingers boek beschrijft uitvoerig hoe de Amerikanen zich voorbereidden op een oorlog met het communisme - die niet kwam.
Dat is natuurlijk niet erg.
Wel erg was, dat de Amerikanen vrijwel altijd hulpeloos stonden als de formule waar ze zich naar hadden geprepareerd, onjuist bleek te zijn. Daar zijn ze niet aan gewend. Maar de rest van de wereld is niet zo makkelijk meetbaar, want de rest van de wereld wordt bevolkt door duizenden volken met duizenden ideeën en ideetjes en belangen en mogelijkheden.
Een mierenhoop van mogelijkheden. Met een mathematische formule komt men daar niet ver.
|
|