Woordenboekje om het Engelsch te leeren spreken([1865])–A.J. Hillebrands– AuteursrechtvrijHoofdzakelijk voor de goede uitspraak Vorige Volgende W. Waarheid.Truth.Troeth. Waarschijnlijk.Probably.Prob-e-blie. Wafel.Wafer.Oewee-fur. Waken.To wake.Too oeweek. Walvisch.Whale.Hoeweel. Wandelen.To walk.Toe oewoak. Wandeling.Walking.Oewoa-king. Wandelaar.Walker.Oewoa-ker. Wand.Wall.Oewoal. Waschbank.Washing-bench.Oewas-sing-bensj. Water.Water.Oewoa-ter. Weerlicht.Lightning.Lijt-ning. Weinig.Little.Litt-el. Wensch.Wish.Oewisj. Werk.Work.Oework. Wereld.World.Oeworld. West.West.Oewest. Westewind.West-wind.Oewest-oewind. Westkant.West-side.Oewest-sijd. Weten.To know.Toe noo. [pagina 34] [p. 34] Wetten.Laws.Loaz. Wijs.Wise.Oewijs. Wijn.Wine.Oewijn. Wijnglas.Wine-glass.Oewijn-glas. Wild.Savage.Sev-vidzj. Wind.Wind.Oewind. Winst.Profit.Prof-fit. Winter.Winter.Oewin-ter. Winteravond.Winter-evening.Oewin-ter-iev-ning. Wintermorgen.Winter-morning.Oewin-ter-mor-ning. Winterooft.Winter-fruit.Oewin-ter-froet. Wit.White.Hoewijt. Woensdag.Wednesday.Oewens-dee. Wisconsin. Een der Ver. Staten van N. Amerika.Wisconsin.Oewis-kon-sin. Vorige Volgende