een tijd van moderne kunst (dat hoeft niet per se abstract te zijn) niet mogelijk zou zijn om op de oude voet door te gaan, b.v. met een 17de-eeuwse stijl. Men kan wel willen zo'n oude stijl te handhaven, maar als men niet blind is, of op andere manier abnormaal, is het onmogelijk om immuun te blijven voor stijlelementen van de omgeving. Wanneer die niet geïntegreerd worden - en daarmee zou men zélf tot de moderne kunst gaan behoren, vooral omdat er geen grens is tussen wél aanvaardbare en af te wijzen elementen - ontstaat er een verbrokkelde stijl, die daarom geen stijl meer mag heten. De enigen die onbekommerd zich zelf kunnen blijven te midden van de golven van een nieuwe richting zijn enkele genieën en enkele zonderlingen, schilders met gezichtsgebreken, naïeven, primitieven, letterlijk eigenwijzen, die onberoerd door de omstanders hun eigen gang blijven gaan. Dat sluit aan bij de twee punten die opvielen op de mooie tentoonstelling van Naïeven indertijd in Rotterdam:
1. er zijn geen naïeve schilderijen etc. (wel te onderscheiden van volkskunst) te vinden van voor ±1820;
2. er zijn zoveel Amerikanen bij. Bovendien zijn de eerste naïeven Amerikanen.
Vóór 1820 waren de meeste mensen nog vastgebakken in oude gemeenschappen. Als er kunst gemaakt werd (niet de individuele kunst van met name genoemde kereltjes) was het in de oude, heel langzaam slechts evoluerende volksstijl van die gemeenschappen. In de vorige eeuw begonnen de grote emigraties. Door kennismaking met elkaar gingen de oude volksstijlen verloren. Het land waar dat op grote schaal gebeurde en waar bovendien de eerste tijd geen musea waren om een verwarrende, nieuwe stijlvoogdij op te dringen, en waar bovendien tot op de dag van heden de bevolking te heterogeen is om een volkskunst te hebben, is Amerika. De naïeve stijl is geen stijl in de zin van een met vele anderen gedeelde traditie, maar bestaat uit individuele veroveringen, die door convergentie veel op elkaar lijken.