Oefeningen voor een derde oog
(1965)–D. Hillenius– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Patella's, omdat een groot aantal individuen altijd goed is voor een populatie-onderzoekje. Voor mij is voedsel het enige aanvaardbare excuus om te doden. Ik kan zonder pijn toezien hoe een pad een worm opslikt of een boa een kip. Al zou ik het zo lang mogelijk uitstellen en aan anderen overlaten, ik zou in principe bereid zijn om voor mijn eigen voedsel dieren te doden. Al ben ik bijzonder geïnteresseerd in zoögeografie en systematiek, waarvoor het nodig is om goed en veel te verzamelen (d.i. in alcohol werpen) vind ik wetenschap een veel te frivole bezigheid om er dieren aan op te offeren.
In de Hebrew Myths van Graves & Patai lees ik dat er twee opvattingen zijn over het seizoen waarin de schepping plaatsvond: volgens de ene is het voorjaar het begin, volgens de andere de herfst. De laatste opvatting is voornamelijk gesteund door de orthodoxen. Dat klopt met alles waarmee ik elke orthodoxie associëer: de mooie onzin om als begin van de wereld het sterven te zien, de ondergang, het rotten en de schimmels. De wereld die met een mooi gekleurd chagrijn zijn intree doet.
Gisteravond in bed uitgelezen het 18de deel, het laatste, van het Journal littérair van Léautaud. Niet goed voor te stellen dat het nu afgelopen is. Dit deel is onsamenhangender, veel onafgemaakte zinnen en nog steeds ergernisopwekkende opmerkingen over de joden. Maar ook dit heb ik weer achter elkaar uitgelezen. Een goede roman heeft iets van een mensenleven. Na het eind voelt men zich wat treurig als na de dood van iemand die men goed gekend heeft. Dit te meer bij een zó uitvoerige autobiografie in dagboeken. Bij deze uitvoerigheid doet de overweging er weinig toe dat hij bepaalde stukken wegliet, dat hij - soms na 50 jaar - zinnen veranderde, stylistisch corrigeerde, of de mogelijkheid dat hij bewust zou hebben vervalst. Dat zou niet kunnen. Ook al zou hij van begin tot eind gelogen hebben, het zou voor de lezer die het 18 x (±) 350 pagina's heeft gevolgd geen leugen meer zijn. Zo iets als wanneer men rondloopt met een prismabril op, die de hele wereld op zijn kop zet. Na een paar dagen zien de hersens de wereld weer gewoon. Ik moet er nog eens over denken of dit geen aanwijzing is voor tóch een objectieve werkelijkheid. | |
[pagina 53]
| |
Veel onzin in de laatste hoofdstukken van Lorenz' Das sogenannte Böse. Uit het feit dat men bij het doodmaken van de reeks slaplantje, vlieg, kikker, bruinvis, kat, hond, chimpansé een toenemende afkeer ondervindt leidt hij af: ‘Dat voor ons het ontstaan van een hogere vorm van leven uit een eenvoudiger voorstadium een toename van de waarde betekent, is een even onloochenbare werkelijkheid als ons eigen bestaan.’ Die toenemende afkeer slaat alleen maar op de toenemende verwantschap, zegt niets van hoger of lager, alleen van dichterbij of verderaf.
Het kleinste dorp heet al een vlek. Men heeft er niet naar willen luisteren.
In moderne vogelhuizen hebben ze kooien waar de vogels in en uit kunnen vliegen. Een mooi beeld van de moderne maatschappij: de kooien zijn vaak kleiner dan in de gehate tijd van knechtschap. Behalve de rondvluchtjes, die trouwens maar zeer beperkt zijn, speelt het leven zich in de kooi af. Hoe verstandiger de hooggeplaatste des te meer geeft hij de ondergeschikten het idee dat ze zeggenschap hebben, vrij zijn, des te minder wrijving, des te voordeliger. |
|