Nieuwe versjes(1913)–Marie Hildebrandt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Fidel en de poesjes. Eén ding, Fidel, je mag wèl spelen, Dat kan de oude poes niet schelen; Maar... je moet heel voorzichtig zijn, Je doet de kleintjes anders pijn. Als zwarte Moortje jou eens krabt, Of plagend naar je krulstaart hapt, Dan denk je maar: hij is nog klein, Hoe kan zulk grut verstandig zijn! Je moet dan niet zoo nijdig blaffen En dadelijk zoo'n kleuter straffen; Jij bent zoo'n reus en hij zoo'n dwerg, En zeg nu zelf, is het zóó erg? En kruipt ons Grijsje in je mand Of is Minet wat bij de hand, Welnu, jij bent ook klein geweest, Precies als ieder ander beest. Denk daar eens aan, want, stoutert, zeg, Wie pakte eens dien biefstuk weg? En 'k weet nog best van moeder's hoed... Ben jij 't vergeten? Denk eens goed.... Er zat een klein, stout hondje bij, Ik weet wel wie dat was - en jij? Zeg, wijze, deftige meneer, Ik weet nog honderd dingen meer, Maar als je lief wilt zijn voor Moor, Vertel ik het aan niemand, hoor! [pagina 15] [p. 15] Vorige Volgende