In het land der wijsneuzen(1906)–Marie Hildebrandt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Pochhans. De grootste bluffer uit de stad, Was Hendrik, die den bijnaam had Van Pochhand, en, mijn goede vrienden, Geloof maar dat hij dien verdiende! Geen heldenfeit werd ooit gedaan, Of Hendrik riep ‘wat is daar aan! Ik zou het tienmaal beter kunnen, Maar 'k wil die eer een ander gunnen, De menschen zijn, waar ik ook kom, Toch bijna allen even dom!’ Eens zag hij buiten in een laan Een onbeheerde auto staan En allen die daar stonden, zeiden, Wat knap om met zoo'n ding te rijden! Maar Hans riep weer, ‘wat is daar aan! Kijk, 't moet eenvoudig zóó gedaan!’ Hij stapt tot ieders schrik naar binnen En gaat zijn dollen rit beginnen, Hij draait aan alles was hij ziet En voelt zich heusch een heele Piet! Rrrrt, rom, hij stormt met grooten ijver Tot bij den ronden eendenvijver En als hij eind'lijk stoppen moet, Weet Hendrik niet hoe men dat doet. De auto loopt dus in het water En Hendrik ook, een beetje later, Want, als een groote waterrat, Wordt hij geslingerd in het nat. Door bluffen komt het grootst verdriet, Bluft dus uw heele leven niet. Vorige Volgende