In het land der wijsneuzen(1906)–Marie Hildebrandt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Anton, de Teekenaar. Anton was zijn' ouders' kruis, Nergens in het hééle huis Was één stukje muur of grond, Waar niets op geteekend stond. Naast den stoel, waar vader zat, Prijkte haast een heele stad, Wilde beesten op den muur Maakten moeder 't leven zuur, Ja - en zelfs haar linnenkast Was met poppen volgekrast! Op een dag, ten einde raad, Zet zijn vader hem op straat, Maar ook dáár vindt hij een muur, Waar hij teekent, uur op uur! Kerken, menschen, huizen, boomen Schijnen uit den grond te komen, Bliksemsnel verrijzen zij Op het muurtje, rij aan rij. Dit ziet eensklaps een agent, Haastig komt hij aangerend, Grijpt ons Toontje bij zijn kraag En roept, ‘o, jouw huizenplaag, Mag jij alles zoo besmeeren - Wacht, ik zal je mores leeren!’ Anton huilt zijn oogen blind, Groot berouw krijgt onze vrind En hij snikt, ‘ach, laat mij gaan, 'k Heb het niet expres gedaan, Dit beloof ik plechtig, hier, 'k Teeken voortaan op papier!’ Vorige Volgende