| |
| |
| |
XII. De voorstelling
Er stond iemand aan de kant van de beek te roepen.
‘Heee! Bolke! Hallo! Bolke! Ben je thuis?’
‘Nee,’ riep Bolke terug (hij was een grappenmaker). Ik ben uitgegaan.’
‘Gooi dan je waterjas eens,’ riep het dier, dat aan de kant stond.
Bolke's hoofd verscheen in de opening van z'n huis. ‘Hoe kan ik dat nou, als ik niet thuis ben?’ vroeg hij en toen moest hij zo erg lachen, dat zijn buik er van schudde.
‘Trap me niet op m'n teentjes,’ zei Vlens, want die was het. ‘Gooi nou even je waterjas.’
‘En als ie in het water valt?’
Bolke had gelijk en dat zag Vlens ook heel goed in.
Toen zei Bolke: ‘Ik zal 'm komen brengen.’
Hij trok z'n waterjas aan, waadde naar de overkant en toen trok hij z'n waterjas weer uit en Vlens trok 'm aan en wandelde door de beek naar Bolke's huis.
| |
| |
Zo was dus alles in orde.... of niet?
Je kunt je Bolke's verbazing niet voorstellen, toen hij daar ineens aan de kant van de beek stond zonder waterjas en Vlens in zijn huis zat te lachen. Enfin, een Bommeldrom kan niet aan alles denken.
‘Nou moet jij de waterjas brengen,’ zei de slimme Bolke, maar Vlens lachte en schudde van nee.
Bolke wachtte vijf minuten en toen zag hij in, dat er niets anders op zat dan te zwemmen.
Bolke zwom en hij kwam nat in z'n huis. Tegen het eind van dit hoofdstuk zal hij wel weer opgedroogd zijn.
‘Luister,’ zei Vlens. ‘Ik heb het land aan die apen van jou. 't Is verschrikkelijk met die dieren. Geen klap voeren ze uit. Dat hangt maar in de bomen te bungelen en dat ligt maar op z'n rug in het zonnetje, zonder te werken.
‘Nou....’ begon Bolke.
‘Luister,’ zei Vlens, ‘je weet nog niet alles. Wat doen ze als ze honger krijgen? Ze gaan gewoon uit bedelen. Aan alle deuren kloppen ze aan. En wie hen niets geeft, die gooien ze met eikels en kastanjes. 't Is ongehoord. Wat een brutaal volk.’
‘Tja....’ begon Bolke.
‘Luister,’ zei Vlens, ‘dat gaat zo niet langer.
| |
| |
Die beesten moeten voor de kost gaan werken en anders.... m'n bos uit.’
‘Och....’ begon Bolke.
‘Luister,’ zei Vlens. ‘Ik heb het er met de wilde zwijnen al over gehad en als ze niet ophouden met dat schooieren, dan worden ze verdreven.’
Bolke zei niets meer, want Vlens liet hem toch niet aan het woord komen. Vlens hoorde zichzelf erg graag praten en daarom praatte hij nog een half uur en een minuut. En steeds maar over Melis en z'n ouders. Toen was Vlens moe en hij zweeg.
‘Nou ik,’ zei Bolke.
‘Stil,’ zei Vlens, ‘vertel me eerst, waar je zusje is.’
‘M'n zusje is de huur gaan zoeken. Ze komt straks terug.’
Vlens streek z'n snorren es op en wachtte wat Bolke over de apen te zeggen zou hebben.
‘Beste Vlens. Die apen zijn van jongs af aan in het circus geweest. Ze kunnen niets anders dan kunstjes maken en grapjes verkopen. Het is waar, dat ze lui zijn van aard, maar wat wil je d'r an doen?’
Vlens dacht een hele tijd na. Toen antwoordde hij:
‘Ik weet er wel wat op. We kunnen een circus- | |
| |
voorstelling houden. Dan mogen alle dieren komen kijken en dan hebben de apen weer voor een tijdje te eten.’
‘Hè ja,’ zei Bolke verheugd. ‘Ik heb best zin om weer eens kunstjes te doen. In het circus vond ik het nooit prettig, maar hier buiten in het bos, als je mag doen, wat je zelf wilt, dan lijkt het me echt aardig. En Olke doet natuurlijk ook mee en Jokko.’
‘Ik zal het wel organiseren,’ zei Vlens.
‘Wat? Wat heb jij toch altijd een rare woorden.’
‘Opvoeding,’ zei Vlens. ‘Onder beschaafde vossen is dat een heel gewoon woord: Het betekent, dat ik alles in orde zal maken.’
Ja, dat was me de volgende dag een raar gezicht.
Daar zag je bijvoorbeeld Jokko. Hij liep op het veldje voor z'n boshut op en neer. Eerst ging hij op z'n achterbenen staan. Toen op z'n voorbenen. Toen legde hij een knoop in z'n staart,.... nee, ik vertel jullie niet alles hoor.
Daar zag je bijvoorbeeld Olke. Ze had de tobbe van Vrouw Wilde Eend op haar kant gezet (op de kant van de tobbe natuurlijk). En ze was aan het tonlopen. Daar zag je bijvoorbeeld Melis.... nee, ik vertel je niet alles.
En allemaal heel ernstig. Ze waren zich weer aan 't oefenen.
| |
| |
De bodes trokken door het bos. Luister. Daar komt er juist één aan. 't Is een eekhoren. Hij roept:
‘Vanavond grote voorstelling van het circus van Maxmillianus Vlens, op de Hertenwei. Medewerking van Bolke en Olke en Jokko en Melis en van de oudelui van Melis. Het kost niet veel. Een ieder moet wat betalen. Komt allen! Zoiets heb je nog nooit gezien!’
Oude hazen schudden ernstig het hoofd, toen ze het hoorden. Maar de jonge hazen drensden net zolang, tot ze toch gingen. Haast niemand bleef thuis, want het was waar: zoiets hadden ze nog nooit gezien.
Vlens was 's avonds om acht uur al op het veld, hoewel de voorstelling om halftien pas zou beginnen. In het midden van de Hertenwei was een open ruimte gelaten, afgesloten met gesponnen grassprieten. En bij de ingangen van de Hertenwei, stonden drie wilde zwijnen. Je raadt nooit, wat ze in hun zakken hadden.
Kiezelsteentjes. Ieder dier, dat betaalde, kreeg zo'n kiezelsteen als bewijs, dat het werkelijk betaald had.
| |
| |
Om halfnegen begon het al te stromen (niet van regen maar van dieren).
De glimwormpjes en de vuurvliegjes kwamen in drommen opzetten om het veld te verlichten. Omdat ze dat deden, behoefden ze niet te betalen.
Vlens had het oude jongenspetje opgezet, waar hij jaren geleden ook mee getrouwd was, en stond met een grote stok op het midden van het veld.
Zijn vrouw ging met boterbloemenlimonade en norico-ijs-kastanjes rond.
Het werd ontzettend druk. En de stemming onder de dieren was uitgelaten vrolijk. Vlens had de maan een vriendelijk briefje geschreven en deze kwam twee uur vroeger op dan haar gewoonte was, om het veld te beschijnen.
Daar zat nog iets anders achter. De maan had al dikwijls een circus gezien, maar ja, wat zag ze dan? Een tent. Ze had nog nooit gezien, wat er in zo'n circus gebeurde en daar was ze erg benieuwd naar.
Het was dus ook wel nieuwsgierigheid, dat ze direct ja gezegd had.
Om precies half tien sloeg Vlens driemaal met z'n stok op de rug van een schildpad, die zich daarvoor aangeboden had en toen werd het stil.
‘Eerst drie hoeraatjes voor mij!’ riep Vlens.
Allen riepen driemaal hoera en toen legde Vlens
| |
| |
z'n stok neer, nam voorzichtig z'n pet af en boog naar alle kanten.
‘Het eerste nummer! Optreden van de beroemde Bommeldrommen: Olke en Bolke in hun repertware.’
Olke en Bolke kwamen het veld opgewandeld. Ze droegen allebei kransjes van bosviolen en vooral Olke zag er allerliefst uit.
‘Allemaal heel mooi, maar waar is het repertware?’ klonk een stem uit het publiek.
‘Het wat?’ vroeg Bolke verbaasd.
‘Ja, ja....’ riepen een heleboel stemmen, ‘Vlens heeft gezegd, dat jullie in een repertware zouden komen.’
‘Stilte!’ brulde Vlens, ‘ik bedoel, dat ze hun kunsten zullen vertonen.’
Een paar dieren uit het publiek bromden nog wat, maar de meesten waren stil, want Olke en Bolke begonnen. 't Was een wonder. Olke had de tobbe van Vrouw Wilde Eend op haar kant gezet (op de kant van de tobbe natuurlijk) en daar ging ze boven opstaan en zo rolde de tobbe over het veld. 't Was een wonder.
Toen bukte Bolke zich.... Olke klom op z'n rug.... langzaam.... heel langzaam (het was doodstil) ging Bolke overeind staan. Olke op z'n schouders en zo liep Bolke over de Hertenwei.
| |
| |
't Was een wonder! Olke stond boven op de tobbe!
| |
| |
Een paar oude konijninnen en bazinnen knepen hun ogen van angst dicht.
Maar Bolke glimlachte. Dit was niets voor hem. Voorzichtig zette hij Olke weer op het veld en toen bogen ze, terwijl alle dieren verwoed in hun pootjes klapten.
Maar daar kwam me toch iets het veld opgewandeld.... je kon niet eens direct zien wat het was. Het leek een soort mens.... helemaal zwart, behangen met graspollen en bloemen.... 't was vreselijk angstig.
Het wezen kwam op Bolke toe,.... Bolke zag het niet.... dieren gilden.... het wezen greep Bolke.... wierp hem op de grond....
De dieren schrokken zich een hoedje. Het was zo griezelig.
En o.... o.... het wezen begon te vechten met Bolke.
Tot ineens: daar sprongen ze allebei op. Het wezen rukte de graspollen en de bloemen van z'n hoofd en het was.... Jokko. Hij was een clown.
Och, och.... wat moesten ze allemaal lachen. Niemand had hem herkend. Bang waren ze geweest.... zo echt bang.
Natuurlijk moest ook Jokko buigen en toen kondigde Vlens het optreden aan van Melis en z'n ouders.
| |
| |
Nou, daar zag je haast niks van. Dat was niet om bij te houden. De drie apen renden over het veld. Eerst speelden ze haasje over, maar zo vlug.... wel tien maal zo vlug als jullie het kunt. (En als een van je vriendjes het tienmaal zo vlug kan als jij, dan geef ik je op een briefje, dat hij geen mens is, maar een aap).
Maar daar niet van. Melis klom in een boom en daar slingerde hij aan één hand aan een tak.... zeven meter boven de begane grond.
Je hoorde het hout kraken, maar Melis lachte.
De eekhoorns werden jaloers, toen ze Melis aan een tak zagen hangen, maar ze waren niet jaloers, toen....
Toen de tak brak! Melis viel! Melis viel! Ja, hij viel wel, maar hij viel net in de armen van z'n vader. Dat hadden ze zo geoefend. 't Was ook weer een circuskunst.
Toen kwam Jokko aan de beurt. Maar nu niet als clown.... nee hoor. Hij had zich verkleed als paard. Hij reed met zichzelf de hogeschool, zoals hij zei. Dat betekende, dat hij allemaal leuke pasjes maakte.
Nauwelijks was hij begonnen, of daar klonk muziek. Het was het orkest van de sprinkhanen en de krekels onder leiding van Doctor Willem Sprinkelberg. 't Was zo aardig. Niemand had die
| |
| |
muziek verwacht en daar voerde Jokko op de maat van de muziek allerlei aardige pasjes uit.
Nu wordt het wel wat moeilijk, maar je moet goed luisteren. Eerst danste Jokko met z'n twee voorbenen en z'n linkerachterbeen, toen met z'n twee achterbenen en toen met z'n rechterachterbeen en z'n twee voorbenen.
Altijd hield hij één van zijn benen in de lucht. 't Was ontzettend moeilijk, maar Jokko was niet voor niets circusartist. Hij kende z'n vak.
En op het laatst stond hij zelfs op z'n twee voorbenen en z'n twee achterbenen spartelden in de lucht en toen weer omgekeerd.
Nu begonnen alle dieren zenuwachtig te worden. Ze konden hun benen haast niet stilhouden, want als je daar naar keek, dan moest je mee doen. Je zag deftige oude hazen, die plotseling opstonden en alle moeite deden om op één been te staan. Dan vielen ze om en allen lachten.
Een kraai probeerde te vliegen met één vleugel, maar hij viel naar beneden en hij zou zich lelijk bezeerd hebben, als hij niet juist in de doos met Norico-ijs-kastanjes terecht was gekomen.
Vlens' jongenspetje stond scheef van pret en z'n linkerbeen ging aldoor zenuwachtig op en neer, maar hij was te deftig om te dansen.
Eindelijk hield Jokko op. Hij grinnikte nog eens
| |
| |
vergenoegd en boog, toen ze allemaal klapten.
Het was nu pauze en in deze pauze gingen de dieren vriendelijke dingen tegen elkaar zeggen. Ze keken naar elkaar en daar stond bijvoorbeeld een oude grijze eekhoren te praten met een konijntje en hij zei: ‘Wat zie jij er aardig uit. Dat mutsje van brem is werkelijk allerliefst.’
De oude hazen spraken over het weer en over de eikeloogst en de wilde zwijnen deden niets dan eten en drinken.
Alle jongere dieren waren erg benieuwd, wat er na de pauze nog te zien zou zijn. Ze stonden allemaal om Bolke heen, maar Bolke trok een olijk gezicht en zei niks.
Eindelijk was de pauze voorbij en dat werd ook tijd, want anders zou de maan voorbij zijn gegaan. Die stond al scheef boven de Hertenwei. En daar moest Vlens op rekenen. Hij sloeg driemaal met z'n stok op de brave schildpad en allen namen hun plaatsen weer in.
De spanning was groot. Daar kwamen twee wilde zwijnen aanlopen met een denneboompje. Het was een jong denneboompje en alle takken waren er afgeknaagd. Eigenlijk kon je het beter een paal noemen.
De wilde zwijnen legden de paal midden op het veld en daar kwamen alle zes dieren aan: Bolke
| |
| |
en Olke, Jokko en Melis en z'n vader en z'n moeder. (Het spijt me, dat ik de namen van die vader en moeder niet weet, maar ik ben er niet achter kunnen komen).
Toen gebeurde het ongelooflijke: Jokko ging plat op de grond zitten. De apen tilden de paal op en zetten die op z'n neus.
Nou ja.... toen viel de paal natuurlijk om.
Nee! nee! en nog es nee! De paal viel niet om.
De paal bleef staan, want Jokko had in het circus geleerd om een paal op z'n neus te houden, zonder dat ie viel. Vlens zei, dat het balanceren was.
Daar had nog niemand ooit van gehoord, maar het was een fraai woord.
En dat was nu natuurlijk al mooi genoeg, maar het werd nog veel gekker. Melis stapte op de rug van Jokko en klom in de paal.
Hij klom tot boven in de paal. Hij klom tot in het uiterste puntje van de paal.
De dieren hielden hun adem in.
En toen gingen de ouders van Melis ieder aan één kant van Jokko staan. Ze hielpen hem opstaan.... Bolke ging onder het hoofd van Jokko lopen en zette er z'n schouders onder en daar liep het vijftal snel over de hertenwei.
Wat deed Olke? Niets.
| |
| |
Olke liep er om heen.
De maan werd bleek. Zoiets had ze nog nooit gezien.
Ieder ogenblik dachten de dieren, dat Melis zou vallen, maar hij viel niet. Hij bleef kalm zitten boven in de paal. Hij haalde zelfs een apennootje uit zijn zak (ik weet niet, hoe hij daaraan kwam) en hij zat het rustig op te peuzelen.
Hoe het kwam, wist niemand, maar ineens stonden alle dieren op en begonnen in hun handen te klappen. Het was een oorverdovend lawaai.
Jokko liep de hele hertenwei om en toen stond hij stil, ging voorzichtig weer zitten en wachtte tot Melis zich had laten zakken.
Hup! De paal viel en werd keurig opgevangen door de vader en de moeder van Melis.
En het gekste was, dat Jokko niet eens een deuk in z'n neus had. Het duurde een hele tijd, voor het weer rustig werd.
Alle dieren wilden Jokko's neus van dichtbij zien, maar nee hoor.... geen plekje was er op te bekennen.
En toen was het uit. Vlens hield nog een toespraak, waar niemand naar luisterde en de glimwormpjes en vuurvliegjes begonnen zo te geeuwen van de slaap, dat hun lichtjes trilden.
De dieren kwamen de zes circus-artisten harte- | |
| |
lijk bedanken voor de mooie voorstelling en gingen tevreden naar huis.
En nou moeten we nog even over de zaken praten. Ja, ja, er was heel wat verdiend met deze voorstelling.
En zo aardig, Olke en Bolke wilden er niets van hebben.
‘Wij zorgen wel voor ons zelf,’ zei Bolke met een glimlach.
Jokko stelde zich tevreden met een klein gedeelte van alles, wat de dieren gegeven hadden en de rest was voor de apen.
Die hadden het ook wel het meest nodig, want ze hadden nooit geleerd om te werken voor hun brood.
Jokko wel. Die was in z'n jonge jaren bij een groentenman geweest in Spanje. Misschien vertelt hij er later nog wel eens over, hoe hij iedere dag vijf minuten stil moest staan voor het huis van Sint Nicolaas en dan kwam Zwarte Piet bij de kar inkopen doen.
Maar daar hebben we het nou niet over. Melis en z'n ouders sjouwden tot drie uur in de nacht om alles in de boshut te brengen.
De enige, die het land had, was de wilde kat, want dat arme dier kon geen oog dicht doen van al het lawaai.
| |
| |
Het werd een reusachtige stapel in de boshut: eikels, kastanjes, bramen, wilde frambozen, boswortels, paddenstoeltjes (alleen zulke, die je eten kunt), zeven slaapmutsen, vier nachtjaponnetjes (helaas allemaal te klein, maar daar zou de moeder van Melis wel wat aan kunnen doen) een paar dekentjes (van konijnenhaar) een potje honing, malse groenten, aardappels, wilde tabak (helaas rookten ze niet) en nog een massa kleinigheidjes.
Het potje honing was spoedig spoorloos verdwenen. Het is een grote domoor, die niet kan raden, waar dat naar toe was.
En nu heeft iemand me gevraagd over die dekentjes van konijnenhaar. De konijnen krijgen ieder jaar een beetje nieuw haar er bij en dan valt er een beetje oud haar uit. Dat oude haar, wat uitvalt, wordt goed bewaard en daar maken de konijnenmoeders dekens van en de hazenmoeders doen het net zo en de eekhorens en nog vele anderen.
De paal, die Jokko op zijn neus had gebalanceerd was voor Vlens, als aandenken aan deze prachtige avond op de Hertenwei.
‘Ik hou veel van je Olke,’ zei Bolke, toen ze gingen slapen.
En spoedig klonk er een tweestemmig gesnork uit het hol aan de beek.
|
|