Maar nu was ze dan toch ook vrij.
Ze kon nog maar niet geloven, dat vijf-en-dertig-duizend tweehonderdtwee-en-zeventig dieren helemaal voor háár plezier naar het eind van de wereld waren gelopen.
Plotseling hoorde Bolke achter zich een brommerige stem. Het was een stem, die hij zich nog goed herinnerde van vroeger.
‘Als Olke moe is,’ zei Jokko, de muilezel, ‘dan kan ze wel op mijn rug zitten. Ik ben niet zo.’
‘Hoe bedoel je dat, Jokko?’ vroeg Bolke.
‘Ik ben een ezel van weinig woorden,’ zei Jokko. ‘Klim d'r maar op, Olke.’
Olke deed dat heel graag en toen ze op de rug van Jokko zat, viel ze onmiddellijk in slaap.
‘Dat had die muilezel mij wel eens kunnen aanbieden,’ zei de vrouw van Vlens.
‘Jij bent ook zo gauw op je teentjes getrapt,’ antwoordde de vos. ‘Dat Bommeldrommelinnetje heeft het veel meer nodig dan jij. Geef me maar een arm. Dan gaat het beter.’
‘Dank je wel,’ zei de vrouw van Vlens, ‘ik zal je liever bij je staart vasthouden, dan kun je me trekken.’
‘Nee dat gaat niet,’ zei Vlens boos ‘Ik sla een figuur als modder. Ik dank je.’
Het orkest zette een nieuwe mars in en toen