Bolke was woedend op zichzelf. Hij had zich belachelijk gemaakt.
Toen alle dieren uitgelachen waren, vormden zij een grote kring om Bolke en Vlens begon te spreken.
‘Beste vrienden,’ zei hij, ‘hierbij stel ik jullie voor aan Bolke, de Bommeldrom uit het circus. Hij is ontvlucht en hij moet geholpen worden om zich te verstoppen. Als de honden komen, ruiken ze zijn spoor en zouden ze hem kunnen vinden. Wie weet een plaats?’
‘Ik, baas,’ zei een egel, ‘ik, baas.’
‘Laat dan maar eens horen, Drubbiebuu,’ zei Vlens.
‘Hij moet een grote sprong maken van wel tien meter,’ zei de egel.
‘Is dat alles?’ vroeg Vlens.
‘Ja.’
‘Dan is het niet genoeg,’ antwoordde Vlens, ‘je plan is niets waard.’
‘Ik weet een beter plan,’ zei een hert, maar je kon het dier haast niet verstaan. Het hert herkauwde en had z'n mond vol gras.
‘Spreek op, Rosientje,’ zei Vlens.
‘Even mijn mond leeg eten,’ antwoordde Rosientje. ‘Zo, luister. We moeten een gang graven onder de grond door. Een lange gang van wel