Kamiel redt een super reus
(2006)–Aly Hilberts– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
Opeens flitst het door hem heen: het zal toch niet gebeuren dat ook Superreus... In paniek springt hij uit de boom. Hij rent naar de uitvoerder en gaat met de armen wijd voor hem staan. Hij roept: stop, stop, ga niet verder, je moet nu meteen stoppen. De uitvoerder lacht hem uit: kom jongetje, doe niet zo gek jij. Maar ik meen het, ik meen het echt, roept Kamiel boven het geluid van de machines uit. Hij trekt de uitvoerder aan zijn bloes mee. Kom, roept hij gejaagd, ik wijs je een boom die niet omgezaagd mag worden. Zo, zo lacht de uitvoerder nog steeds en waarom dan niet? Omdat het de mooiste, langste, sterkste boom is van het hele woud, hijgt Kamiel. De uitvoerder pakt de papieren en loopt met Kamiel naar Superreus. Hij kijkt naar de boom en dan naar de tekening. Kijk, zegt hij, hier staat het, hij moet er wel af, anders komt er een bocht in de weg. En die bocht mag er niet in. Hier heb je de tekening, kun jij iets anders bedenken? Kamiel kijkt maar snapt niets van al die streepjes en cijfers. Je ziet het, zegt de uitvoerder, het spijt me maar het kan niet anders, over twee dagen gaat hij eraf. Dan loopt hij weg.
Kamiel's hart bonst, zijn hoofd doet pijn en hij wordt misselijk van angst. Superreus weg, dat kan niet, dat mag niet, nu niet en nooit niet. O, was hier maar nooit een weg gekomen. Verdwaasd loopt hij naar Superreus en huilend leunt hij tegen de stam. Dan hoort hij een stem die gromt: niet huilen maar vechten Kamiel. Hoe kan ik nou vechten tegen zoveel mannen en machines, snikt Kamiel. Door slim te zijn, daar kun je mee winnen, niet vechten met geweld, maar met slimheid, gromt Reus. Kamiel droogt de tranen, ja slim zijn, een plannetje bedenken, dat is misschien het enige.
De uitvoerder roept hem, hij moet aan het werk. Met tegenzin vult Kamiel de zagen met olie en opeens weet hij het: olie. Zonder olie kunnen ze niet zagen! Ja, ja, dat is slim, dat zal hij doen. Midden in de nacht sluipt Kamiel met bonzend hart naar het grote olievat. | |
[pagina 22]
| |
Zijn hand trilt, maar toch doet hij het. Snel draait hij de kraan open en ziet de olie langzaam wegstromen in het zand. Die nacht doet hij geen oog dicht. Gelukkig is Superreus ook wakker om Kamiel moed in te spreken. Die morgen blijven de machines stil in het woud. Schreeuwerige stemmen, gescheld en gevloek overheersen het vogelgezang. Kamiel gaat, bang en trillend over zijn hele lijf naar de werkplek. Huilend en stotterend vertelt hij wat hij heeft gedaan en waarom. Maar niemand begrijpt hem of heeft medelijden. Ze duwen hem ruw aan de kant. Hij krijgt een klap in zijn gezicht en ze roepen: weg jij, we willen je hier nooit meer zien. Kamiel rent weg. De uitvoerder roept hem na: dom ventje, snap je niet dat over een paar dagen weer nieuwe olie hebben? Kamiel schrikt: daar had hij niet aan gedacht, wat een ramp, al deze narigheid voor een paar dagen uitstel! Maar deze dag blijft het tenminste stil, gromt Reus en dat is heerlijk! Nu hebben we rustig de tijd om een nieuw plannetje te bedenken. |
|