Psalmen, zangen en oratoria's
(1870)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 35]
| |
CLVIII. Psalm.Ga naar voetnoot(*)
| |
[pagina 36]
| |
***
Zonnevonken, die de ruimte met uw' liefdekussen warmt,
Winden, die zijn woord verkondigt, door de starrengroepen zwermt,
Droppen dauws, die halm en bloemen, met de frisscheid dronken maakt,
Dampen, nevels, die een floers hangt, waar het onweer woedend blaakt,
Bergen, dalen, wouden, weiden, die met geur en vrucht verblijdt,
Vloeden, die ginds bruisend golvet, vlieten die hier suisend glijdt,
Wild der wouden, vee der velden, vogels, visch van allen aard;
Wat kan door de wolken zweven, woelen in den schoot der aard,
Wat kan in het water zwemmen, wroeten in den zwartsten nacht,
Wat met licht beglanst door 't leven spartelt, wiegelt, danst en lacht;
Kiemen onder sneeuw begraven, of door stormen afgeknot;
Rotsen wachtend duizend jaren naar des Scheppers heilgebod,
Om te lijden, om te strijden, meegerukt door liefde of haat,
Opgetogen, mild aanbeden, of gemarteld en versmaad....
Vorsten, volken, dwingers, denkers, gij in zijde of lomp gehuld,
Jeugd en grijsheid, maagden, knapen, hoofd met vreugd of angst vervuld,
Schouwend droomend naar den hemel, bukkend zich ten gronde neer:
Allen, allen, allen
Schallen:
Looft den Heer!
****
Hallelujah!
Want zijn naam alleen is hoogverheven,
Zijnen roem vermelden aarde en hemel,
Harten in den liefdegloed van 't leven,
Geesten in het scheppend lichtgewemel, -
| |
[pagina 37]
| |
Gij, die in des Heeren luister wandelt;
Gij, die kwijnt of zijnen overvloed geniet;
Gij, die naar zijne eeuwge goedheid handelt;
Gij, die Hem gevoelt, bemint, verlangt en ziet;
Gij, die hemelwaarts als vlammen, uw gebed laat schallen
Over allen, allen, allen:
Hallelujah!
|
|