Psalmen, zangen en oratoria's
(1870)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 24]
| |
XLII. Psalm.Ga naar voetnoot(*)
| |
[pagina 25]
| |
HALFKOOR.
Waar is uw God?
EENE STEM.
O mijne ziel, waarom buigt ge u ter neder?
Waarom zijt gij zoo bang?
Eens keert ge voor het aanschijn Godes weder.
Waarom zijt gij zoo bang?
KOOR.
Hoop in God, het eeuwig licht!
Ziele, blik naar boven,
Hem zult gij nog loven!...
Heil schenkt u zijn aangezicht.
Hoop in God, het eeuwig licht.
EENE STEM.
Ik denk aan u, o Heer, uit Hermons heuvelketen,
Ik denk aan u, aan de oevers der Jordaan gezeten,
En mijne ziel is krank.....
O mijne ziel, waarom buigt ge u ter neder?
Waarom zijt gij zoo bang?
Eens keert ge voor het aanschijn Godes weder.
Waarom zijt gij zoo bang?
| |
[pagina 26]
| |
(Bazuingeschetter.)
De afgrond roept den afgrond toe.
Uwe waatren,
Schaatren,
Storten over mij!...
Nooit is uwe goedheid moê,
Dagen, nachten,
Brachten
Immer u bij mij.
(Harpgeklank.)
Des daags gebiedt de Heer door zijne goedheid,
Des nachts beheerscht mij nog zijn hemellied.
(Poos, terwijl het harpgeklank langzaam wegsterft.)
Mijns levens Heer en steun, vol milde zoetheid,
Waarom vergeet ge mij in mijn verdriet?
Waarom moet ik bedroefd, ten prijze aan spotters, dwalen?
En met den dood in 't hart, gedurig hooren smalen:
Waar is uw God?
HALFKOOR.
Waar is uw God?
EENE STEM.
O, mijne ziel, waarom buigt ge u ter neder?
Waarom zijt gij zoo bang?
Eens keert ge voor het aanschijn Godes weder.
Waarom zijt gij zoo bang?
| |
[pagina 27]
| |
KOOR.
Hoop in God, het eeuwig licht!
Ziele, blik naar boven,
Hem zult gij nog loven.
Heil schenkt u zijn aangezicht.
Hoop in God, het eeuwig licht.
|
|