| |
| |
| |
Pachter Jan.
Pachter Jan, de goede vent,
is in 't dorpken wel bekend;
nergends zet hij zijne voeten,
of hij hoort zich vriendlijk groeten,
ieder roept er met plezier:
vrienden, Pachter Jan is hier!
Pachter Jan is oud van dagen,
stram gewerkt, maar jong van hert;
onrecht kan hij niet verdragen,
laafnis brengt hij voor elks smert.
‘Lustig,’ zegt hij, ‘moet men leven;
God is goed en mint de vreugd:
op dan, ouderdom en jeugd!
wilt den Heere hulde geven,
bant 't verdriet en weest verheugd.’
| |
| |
Pachter Jan hoort gaarne zingen,
mint het spel, den gullen dans;
ziet hij soms de jongheid springen,
reijen in een' bonten krans:
‘Laat,’ zoo zegt bij, ‘frissche kinderen,
liedjens spartlen uil uw' mond,
dartelt, huppelt vrolijk rond;
't zingen zal geen braven hindren,
en het dansen is gezond.’
Pachter Jan ziet gaarne vrijen;
jongheid zonder liefde kwijnt,
daarom kan hij zeer wel lijen,
dat de zon in 't water schijnt.
‘Paren,’ zegt hij, ‘en dan trouwen,
vrienden, dit is ieders doel!
t jonglingschap is leêg en koel,
en wie zich daarin wil houën
spot met menschen, en gevoel.’
Pachter Jan bemint den beker;
want waar 't bierken vloeit en schuimt,
losse boerte heerscht, 't is zeker
dat hij daar zoo rap niet ruimt.
| |
| |
‘In de weke moet men werken,
's zondags, “zegt hij,” na wat rust,
worde 't glaasjen blij gekust;
't bierken kan het hert versterken,
zacht ververschen moed en lust.’
Pachter Jan ziet in de waereld,
alles zonder wanklen aan.
Merkt hij 't booze, rijk bepaereld,
hooger dan het ware staan,
‘wat geduld, wil mij gelooven,
zegt hij,’ alles heeft zijn' duur.
Drukt me vaak een dwaze kuur,
'k denke de olie drijft steeds boven,
en het zoete komt na 't zuur.
Pachter Jan denkt nooit aan 't sterven,
‘waarom nutteloos getreurd?’
zegt hij, ‘elk moet 't leven derven,
en zoo krijg ik ook mijn beurt.
Daarom blijf ik 't leven minnen,
't zij in weelde of tegenspoed,
'k ben steeds rustig van gemoed;
'k zal zoo ook mijn' hemel winnen;
want de Heer is groot en goed,’
| |
| |
Pachter Jan, de goede vent
is in 't dorpken wel gekend;
nergends zet hij zijne voeten,
of hij hoort zich vriendlijk groeten
ieder roept er met plezier:
vrienden, Pachter Jan is hier!
|
|