Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)(1861)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Moederzang. 't Pinkend licht des daags is reeds verdwenen en in gulden sterrenpracht wiegelt de aarde zich zoo zacht; waarom, kindjen, ligt ge nog te weenen? Doe, doe, doe, ge zijt zoo moê, doe, doe, doe uwe oogjens toe. Suisend sluipt het koeltjen door de twijgen, 't kwettrend vogelkoor is stil, niewers hoort men klank of gil: waarom, kindjen, kunt gij ook niet zwijgen? Doe, doe, doe, ge zijt zoo moê, doe, doe, doe uwe oogjens toe. [pagina 62] [p. 62] Kind, vergeet nu alles wat u griefde: zweve uw' ziel in zaligheid; waarom wakend nog geschreid? Slaap en droom nu van geluk en liefde. Doe, doe, doe, ge zijt zoo moê, doe, doe, doe, uwe oogjens toe. Droom, de liefde doodt het zelfverlangen, voert den geest in de eeuwigheid; en waar zij heur bloemen spreidt, Wordt het hert door vreugd en deugd omvangen. Doe, doe, doe, ge zijt zoo moê, doe, doe, doe uwe oogjens toe. Droom, de menschen moesten allen minnen, niewers werd dan op 't geween magt gesticht, en iedereen zoû door menschenliefde welvaart winnen. Doe, doe, doe, ge zijt zoo moê, doe, doe, doe uwe oogjens toe. Vorige Volgende