Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)(1861)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Morgend en Avond. Naar het poolsch van Mickiewitz. Reeds in 't oosten drijft de zonne vlammend door de wolken henen. scheidend toont de maan in 't westen nog haar lieflik aangezicht. 't dorenroosjen wendt zijn knopjens open naar het gloeijend licht. knielend buigt zich 't zoet viooltjen: 't voelt den uchtenddauw stil weenen. Door het venster blikte Laura, schoon gelijk de roos in 't fleuren, Om heur edel voorhoofd golfde 't kroezelhaer gelijk aan goud. Knielend lag ik voor de reine, ‘zeg, waarom uw herte rouwt? vroeg ze vriendlijk.’ Roos en veilken alles jubelt, waarom treuren? [pagina 43] [p. 43] De eerste schemering des avends zag mij stil en droomend weder. Boven keerde zachtjens glijdend vol en rood de lieve maan, Frisch hief 't veilken in den nachtwind zijne blaadjens naar omhoog. Weder stond zij aan het venster, zij bezag mij nogmaals teeder. schooner nog en vreugdedronken parelde op heur wang een traan. Weder knielde ik, doch als 's morgends met mijn droeve smert in 't oog. Vorige Volgende