Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)(1861)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Wannes en Trientjen. Nog nauw had de zonne de weide gekust of Wannes en Trientjen was daar; zij wenkte, ze lachte, hij hupte vol lust, zoo lustig, zoo lievend bij haar. Waar 't bloempjen der wei in struweelen verschuilt, waar 't beekjen verzwindelt in 't bosch, waar de uil in het donker zijn ‘Oellela’ huilt, daar vindt men een plekjen vol mosch. Dit plekjen vond Wannes, dit plekjen vond Trien, daar vlijden zij zachtjens zich neêr; en wat ze daar deden, heeft niemand gezien dan vogels en bloemekens teêr. En vogels en bloemekens zeggen het niet, wat zoete gelievekens doen; zij zelven beminnen en lispen: geniet de bloeijende liefde in het groen. Vorige Volgende