Looverkens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)(1859)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Wannes en Trientje. Aan het beekjen, in de weiden, Hoedde Wannes zijne koe, Sprak van minnen en van lijden En hoe Trien hem zou verblijden... Maar het meisje riep hem toe: ‘Wannes, ik geloof u niet!’ - Trientje, zei hij, 'k zal verwelken Schenkt ge mij uw liefde niet. Kom, ge moogt mijn koeiken melken: Als de druiven in de kelken, Pers nu d'uier en geniet! ‘Pers, riep Trientje, Wannes, pers!’ - Minnen, sprak hij, louter minnen, 'k Wil niets anders, beste kind: [pagina 60] [p. 60] 'k Zal ook aan uw wieltje spinnen, Dat uw hertje danst van binnen, Wierd ik maar van u gemind..... ‘Spin, riep Trientje, Wannes, spin!’ - Trientje, zucht hij, 'k zal u trouwen, Stelp toch mijne minnepijn. Zie, ik zal een huisje bouwen, Van de koe die ik zal houen Zult ge steeds de melkster zijn. ‘Trouw, riep Trientje, Wannes, trouw!’ 't Meisje liep dan lachend henen: Wannes keek zoo droef in 't groen. Hij begon dan stil te weenen: ‘Nu is zij voor goed verdwenen, 'k Wou haar niets dan vreugde doen...’ Arme Wannes met zijn koe! Vorige Volgende