Looverkens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)
(1859)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
O gaarde der aarde, zoo schoon en vol pracht,
Waar 't Volk nog vol eenvoud van levenslust lacht,
Waar 't meisje zoo rein is, de knape zoo trouw,
Mijn Vlaandren, ik min u in vreugd en in rouw!
Mijn hert is in Vlaandren en 't juicht op den grond,
Waar alles wat groot en wat vroom was ontstond;
En 't weent op den grond waar der vaderen taal
Versmacht en veracht wordt door basterd en waal.
Mijn Vlaandren, mijn Vlaandren, ge zijt me zoo na,
Ge zijt me zoo na, waar ik ben of ik ga;
En nu, nu 't verraad u belaagt en bestrijdt,
Nu wordt u mijn liefde verdubbeld gewijd.
Die roept nu: ‘O zonen van Vlaandren geeft acht!
De dood van ons spraak is de dood van ons kracht,
Die kluistert wat eigen en braaf is en êel,
En wringt ons den nek in het slavengareel!’
Mijn hert is in Vlaandren, in 't dichterlijk land
Der Schelde, en het zweeft daar zoo blij aan het strand
Dier wiege der vrijheid, het levende beeld,
Dat eigen gedachten ontwikkelde en teelt;
Door de eigen gedachten ontblaakten de kunst
En werkzucht, die loonden met schatten en gunst
Den vaadren, die de eigene werken en spraak
In handel en wandel steeds namen ter baak.
| |
[pagina 46]
| |
Gedenkt dan uw vaadren, o mannen van 't land
Der Schelde, bewaart er van smaad en van schand
Uw tale, weest vrij, en verdelgt en versmacht
Den basterds, o zoons van het heldengeslacht!
Mijn hert is in Vlaandren, in Vlaandren mijn land,
Mijn land is mijn leven, mijn dierbaarste pand;
Daar zal ik voor strijden in vreugd en in smert,
In Vlaandren, in Vlaandren, daar, daar is mijn hert!
|
|