Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CXVI. - Droomen-Leeren. Wat ik zoo geerne doe Moet ik thans laten, Loopen gelijk een jan, Langs 's Heeren straten. Elke gelegenheid Wordt mij ontnomen... 'k Moet naar de schole gaan, Ik mag niet droomen. Ach, vader kijft van deeg: ‘Wilt ge niet leeren, Dan komt er niets uit u!’ Maar kan ik leeren, Wanneer de zonne lacht Op bosch en water, En ik van vogels hoor 't Lustig geschater. [pagina 104] [p. 104] Ha! daar komt moeder aan, Die zal mij hooren; ’Ach, zucht ze met getraan, Gij loopt verloren, Wen gij niet leeren wilt. Mijn arme jongen... Later, wanneer ge iets weet, Dan vrij gesprongen! O vader, vader, zwijg, 'k Voel mij bewogen. O moeder, moeder moet Die tranen droogen... Ja, ik wil naar de school, 'k Zal 't droomen laten... Later dan loop ik fier Door 's Heeren straten. Vorige Volgende