Liederen voor groote en kleine kinderen
(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 103]
| |
Wanneer gij ergens zitten gaat,
Op het zitsel dan wel gepast;
Want zet ge u op eiers, och, kameraad,
Dan worden uw kleêren bekladst...
De poedel wilde springen
Waar karakieten zingen,
Hij baste: gauw, gauw, wijk,
Van den dijk!
En hij viel in 't slijk.
Wanneer gij ergens zitten gaat,
Op het zitsel dan wel gepast;
Want zet ge u op doornen, ai, kameraad!
Met uw broekje hangt ge dan vast.
Hoor de arme tortel klagen,
Ze dorst het roekeloos wagen
Te vliegen los van kop,
Door het slop,
En ze zat in 't strop.
|
|