Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXXI. - Van waar komt gij gedreven. - Van waar komt gij gedreven, Mijn allerzoetste bieken, Terwijl ge bromt uw lieken Zoo luid en blijgezind? ‘Ik kom van tusschen rozen, ‘Daar gaarde ik was en honing; ‘Uw groet is mijn belooning, ‘Niet waar, mijn liefste kind? - En waar vliegt gij nu henen Met uwe glinsterzwingen; Dat zult ge mij wel zingen, Hier tusschen 't malsche groen. ‘Nu vlieg ik naar mijn nestje, ’In 't geluw mos verborgen, ‘Om daar verheugd te zorgen, ‘Gelijk uwe ouders doen. Vorige Volgende