Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXIII. - Doe wel en zie niet om. Mijnen vriende Julius Hoste. O kom met mij in 't open veld, Wanneer 't viooltje geurt, Wanneer het stil de lente meldt, Verkwikt het kind, dat treurt. Vertrapt men haar met kreuk op kreuk, Steeds geurt de kleine blom; Hoe schoon herinnert zij de spreuk: Doe wel en zie niet om. O kom met mij, wanneer de bie Door thijm en krokus waart. Hoor, hoe ze lustig bromt en zie Hoe snel zij honing gaart. En blaast de wind en raast hij fel, Zij staakt niet haar gebrom, Maar vliegt met honing naar heur cel; Doe wel en zie niet om. O kom met mij, hier waar de beek Vol water als kristal, Verfrischt het gras der lieve streek, Het groen van 't bloemendal. [pagina 60] [p. 60] En werpt men steenen in haar bed, Of woelt men 't water om, Zij gaat heur gang steeds onverlet; Doe wel en zie niet om. O kom met mij, indien gij mint En naar de goedheid streeft, Bemerk hoe hier de moeder 't kind Zoo mild te zuigen geeft. En of de blijdschap haar vervoert, Of maakt 't verdriet haar stom, Zij ziet haar kind en denkt ontroerd: Doe wel en zie niet om. Vorige Volgende