Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] XXXVII. - Van een liefelijk kind. Aan Hedwig-Ema. De lievling van zusters en broeders, Door allen zoo teeder bemind, Gelijkend de zachtste der moeders, Is 't lachende blozende kind. En ritslend als 't spranklende water, Dat tusschen struweelen verdwijnt, Zoo kwettert haar babblend getater, Waar zij bij gespelen verschijnt. Ze wil den gespelen bevallen, Beminnen en worden bemind; En 't luidste geschater van allen Is 't lachen van 't lieflijkste kind. En roept men den traan in hare oogen Door strengheid of 't milde vermaan; Een wenk - het verdriet is vervlogen; Een lach - het geween is gedaan. Door liefde, door hemelsche goedheid, Gekweekt door die zon als een bloem, Zoo geurt ze door liefde en door zoetheid - Der moeder verhevenste roem. Vorige Volgende