Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXXVI. - Hoe zoet. Aan Sarah-Zuleika-Johanna. Hoe zoet te luisteren naar mijn hert In lange nachten, lichte dagen, Bij hooge vreugd, bij diepe smert, Hoor ik het steeds naar moeder vragen. De zonne, glinstrend opgestaan, Roept: op! - Ik dank den Albehoeder. Ze kust van mijne wang den traan, Gestort voor mijne lieve moeder. Het dondert... doch de regenboog Vertoont zich kalm in schitterkleuren.... Ik staar verzuchtend naar omhoog. Mijn herte vraagt: o waarom treuren? O waarom treuren; ze is niet dood! Ze zweeft om u in 't stille donker, Ze bidt met u in 't morgenrood, En juicht met u in 't zongeflonker. Vorige Volgende