Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXVII. - Hoe lang, hoe lange toch geleên. Hoe lang, hoe lange toch geleên Betrad ik deze kamer; En kom ik hier, ik zucht en ween, Mijn hert klopt als een hamer. De muren schijnen koel en kaal, Ze doen mij huivrend schroomen. Het licht wordt mij zoo dof en vaal; Hier vluchten zoete droomen. Ach, wat ik mis, den lieven vrind! Ik moet hem eeuwig derven... Ik zag hem, ach, door tranen blind, Hier sterven, ach, hier sterven! 't Is lange sinds ik hier genoot Met hem de blijdste stonden... Nu is hij dood, voor eeuwig dood! Mijn heil is gansch verzwonden. Vorige Volgende