Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] XIV. Eene historie van den Vos. Kindren, hoort iets van den Vos: Reineken kwam uit 't beukenbosch Geloopen, Geslopen Stil, buiten den schijn Der maan, waar vette kiekens zijn. Rap Vos!... 't is nu nacht... Halt! de pachter staat op wacht. ‘Vosken lief, mijn aardig dier, Mollige kiekens vinde hier, Zoovelen Te stelen... Slim speelde den dief; Maar word eens eerlijk, nuttig, lief... Hoor Vos! 'k wil u goed, Wen ge 't kiekenkot behoedt...’ ‘Vosken lief, ééns laat ge uw vel, Speelde nog lang uw bloedig spel... Wil leeren Vereeren Wat 't werk en vergaart... Een kieken, is 't uw leven waard?... Top Vos!... schoon is 't bod...’ - Boer, 'k bewaak uw kiekenkot. 't Voskenlief was dus t'accoord... Valschelijk brak hij 's nachts zijn woord. Eilacie! De passie Preekt luide de Vos; Hij kroop in 't kot op kiekens los... Foei Vos!... Heere God, Knak, hij beet ze wreed kapot. [pagina 18] [p. 18] Toen het morgenlicht verscheen, Kraaide het haantje stervend alleen, Geweken, Bezweken Ver achter den stal. De pachter zocht, riep overal Hee Vos!... alles zweeg... Wee! het kiekenkot was leêg. Veinst het Vosken zich ééns goed, Heimelijk blijft zijn valsch gemoed Toch liegen, Bedriegen Boos listig van aard; En wiegelt hij den langen staart... Pas op! - Niet gespot! Boer, bewaak het kiekenkot. Vorige Volgende