Liederen voor groote en kleine kinderen
(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 19]
| |
Want van Jaap
Stalt ge 't schaap,
Toen hij lag in slaap.
Wakker is nu de arme vent,
Daar hij uwe boosheid kent,
Klopt hij toe,
Nimmer moê,
Met zijn ijzeren roê!
Isegrim,
Isegrim,
Isegrim, ge waart te slim!
Nergens vindt
Gij een kind,
Dat den wolf bemint.
Dief en roover, ja, zijt gij,
Levend slechts door schelmerij;
Logenaar,
Moordenaar,
Sterf dus in 't gevaar. -
|
|