Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] II. - Lustig, vrienden, opgelet! Lustig, vrienden, opgelet! Vroeg in 't bed en vroeg uit 't bed! Flink! flink! opgesprongen... Klink! klink! blijgezongen. Gauw gewasschen 't aangezicht, Blijder zien we dan het licht... Ras! ras! in het water, Plas! plas! welk geschater! U, den gullen morgengroet, Vader goed en moeder zoet: Dag! dag! o beminden! Lacht! lacht! beste vrinden. Dan naar God het hert gericht, Dat Hij ons verlicht en sticht: Heer! Heer! schenk genade; Weer, weer 't droeve en kwade. Aangerand met hand en tand Tarwen brood of roggen kant; Rap! rap! fel gebeten... Knap, knap, smaakt het eten. Vroolijk dan door straat en veld Naar de school of 't werk gesneld... Fel! fel! aan het werken; Snel! snel! 't hert versterken. Ziet zoo, jongens, gaat het goed, Immer lustig van gemoed. Deugd, deugd, zal ons 't leven. Vreugd, vreugd, daarbij geven. Vorige Volgende