Gedichten 1861-62
(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 211]
| |
[pagina 212]
| |
Een andre tijd is nu gekomen,
een tijd van ijzer en van haat,
men spot met al wie zit te droomen
en de oogen sluit voor 't helsche kwaad.
Nu moet men 't teêr gerijmel laten,
iets ernstigs wordt er nu gevergd,
iets dat het vlaamsche volk leert haten
al 't geen zijne eedle goedheid tergt.
De drift is aan ons volk gegeven
gelijk aan de aard' de scheppingskracht,
welaan, nu in zijn hert gedreven
den haat voor al wie 't slecht betracht.
Ons volk zal eeuwig 't recht beminnen,
vereeren wat is schoon en goed,
het leere thands ook 't kwaad verwinnen,
verwerpen wat hem lijden doet.
|
|