Gedichten 1861-62
(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 209]
| |
I.Bemint het recht en handelt in geweten,
bemint het volk, dat voor u werkt en wroet,
gij, die, op 't dons der weelde zacht gezeten,
hier alles smaakt wat heilzaam is en zoet.
Nooit zult ge uw' hulp vergeefs den werker leenen,
wat grooten doen, dat volgen graag de kleenen.
| |
[pagina 210]
| |
II.Want zoo gij beult en handelt als barbaren,
want zoo gij 't zweet van 't noeste volk verkwist,
dan zal een dag zich bloedig openbaren,
en wee u! gij die dan 's volks liefde mist.
Uw steenen hert vergruist men op de steenen,
wat grooten doen, dat volgen graag de kleenen.
|
|