Gedichten 1861-62
(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
[pagina 96]
| |
Geheug ik mijnen jongen tijd
en wie mij smertte en heeft verblijd,
dan roep ik: hospes, schenk nu in!
van 't lekker bier,
van 't vrolijk bier,
en 'k ban de erinring uit den zin.
En denk ik, 'k ben nog zwart van haar,
doch reeds vergrijst het hier en daar,
dan roep ik: hospes, schenk nu in!
van 't lekker bier,
van 't vrolijk bier,
want grijsheid boezemt achting in.
En denk ik aan de lieve meid,
waarvan de dood mij eenmaal scheidt,
dan roep ik: hospes, schenk nu in!
van 't lekker bier,
van 't vrolijk bier;
opdat ik immer haar bemin!
|
|