Gedichten 1861-62
(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 60]
| |
[pagina 61]
| |
Als mij uw' vlammende oog beziet,
dan voelt mijn herte vaak verdriet,
maar kon het volgen 't warm gedrang,
het sprong dan uit zijn droef gevang,
om zich in uw' stralen te spieglen.
Niets merkt uw statig aangezicht;
het blikt gelijk het zonnelicht,
of 't in de treurende ooge gloeit,
of 't water murmlend henenvloeit,
of vischkens en hertekens springen.
|
|