Gedichten 1861-62
(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 44]
| |
[pagina 45]
| |
Gelijk een' droppel dauws op 't fulpen veilken beeft,
zoo is 't, dat mijne ziel aan de uwe siddrend kleeft.
Gij hebt mij toegefluisterd: hoop! welaan, 'k zal hopen,
tot dat de droeve tijd voor immer zij verloopen,
die mij nog tergend scheidt van al het aardsche zoet,
dat vonkelt in uwe oog en sproeit in uw gemoed.
'k Geloof in u, 'k geloof in u,
'k geloof uw' zoete spraak, 'k geloof uw droomend zwijgen,
en kan ik eenen tooverblik van u verkrijgen,
dan voel ik in de borst de blijde woorden stijgen:
'k geloof in u, 'k geloof in u.
Ge zijt mijn Paradijs, mijn frischgekleurde dag,
al mijne smert verdwijnt voor uwen milden lach.
Gij hebt mij toegefluisterd: wacht! welaan, 'k zal wachten,
'k zal wachten en geen ander zielelicht betrachten,
dan 't geen gij kwistig giet op mijne sombre baan,
waarop ik blijf vol moed al biddend voorwaarts gaan.
| |
[pagina 46]
| |
'k Geloof in u, 'k geloof in u,
'k geloof uw' zoete spraak, 'k geloof uw droomend zwijgen,
en kan ik eenen tooverblik van u verkrijgen,
dan voel ik in de borst de blijde woorden stijgen:
'k geloof in u, 'k geloof in u.
Als in de wilde hei de zwarte nacht begint,
waar vaak de kille vrees de koensten overwint,
wanneer daar om mij heen de woeste stormen huilen:
zij hoont u door verraad! - Dan blijft mijn' ziele schuilen
in u, mijn symbolum, en ik ga rustig voort,
ik roep de stormen toe: ik heb haar heilig woord!
'k Geloof in u, 'k geloof in u,
'k geloof uw' zoete spraak, 'k geloof uw droomend zwijgen,
en kan ik eenen tooverblik van u verkrijgen,
dan voel ik in de borst de blijde woorden stijgen:
'k geloof in u, 'k geloof in u.
|
|