Gedichten 1861-62(1863)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Raad. Ei, moederken, wees met uw dochterken zacht, sluit 't liefjen gedurig niet op, ze is 't bloemeken sluimrend zoo stil in den knop en dat naar wat zonneken tracht. Gij koestert dit bloemeken wel in uw' woon, doch zijn er haar' bloesems verbloeid, dan wordt ze van ieder vertrapt en verfoeid, en moeder dit lot is niet schoon. [pagina 41] [p. 41] Uw dochterken werkt en dit geeft u geneucht', ze wint toch voor u zooveel geld. - Ja, 't werken is zalig, maar duldt geen geweld, o moederken, denk aan uw' jeugd. Dus lucht aan uw bloemeken, lucht aan uw kind, eer 't plantjen te tijdig verdort, of eer zij een sukkelend kwezelken wordt, dat nergends de liefde meer vindt? Vorige Volgende